onaangename, vervelende vent. Naar analogie van galbak.
Nee, niet opeten, lullebakker, alleen even vasthouden. (Hans Plomp, Huize De Slapeloze Nachten, 1971)
Luibak! Wat doe je nou? (Hans Moll, De hoeken van de ring, 1987)
Wat kan die jongen mij nou nog schelen, lullebak! (Boudewijn Büch, De rekening, 1989)