Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Luibak, lullebak, lullebakker

betekenis & definitie

onaangename, vervelende vent. Naar analogie van galbak.

Nee, niet opeten, lullebakker, alleen even vasthouden. (Hans Plomp, Huize De Slapeloze Nachten, 1971)

Luibak! Wat doe je nou? (Hans Moll, De hoeken van de ring, 1987)

Wat kan die jongen mij nou nog schelen, lullebak! (Boudewijn Büch, De rekening, 1989)