Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

krotenkoker

betekenis & definitie

(oorspr. Rotterdam) sufferd; merkwaardig figuur.

Het woord is populair geworden dankzij de Bommelstrips van M. Toonder.

Krote zou een eufemisme voor klote kunnen zijn. Eerder lijkt het een verbastering van het Franse carotte.

Vgl. de Rotterdamse uitdrukking in de kroten (dronken). Het koken van kroten of bietjes was ooit in Rotterdam een veelvoorkomend beroep.

Gekookte kroten worden nog steeds gegeten. Het scheldwoord kreeg landelijke bekendheid dankzij een televisie advertentie voor chipsfabrikant Smith’s: die krotenkokers uan Smith.

Ook Rotterdammer Jules Deelder droeg zijn steentje bij in een commercial voor de ‘lekkere lichte borrel’ Lechner: die krotenkokers van de reclame.Het Leidse Studenten Corps mag de laatste jaren dan wat verburgerlijkt zijn, het beschikt gelukkig nog over enige imponerende krotekokers. (Leidsch Dagblad, 02/07/1973)

Volges mijn worde ze daar met d’r oge in d’r zak gebore. En maar strompele door die zeventiende eeuw. Stelletje krotekokers! (J.A. Deelder, Drukke dagen, 1988)

Waarom was die krotenkoker van een collega gisteren niet gelijk begonnen? (Lévi Weemoedt, Halte Tranendal, 1991)