Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

krabber

betekenis & definitie

sportman (vooral dan: wielrenner) met weinig talent; beginneling; prutser. Aanvankelijk een Zuid-Nederlands woord voor een onhandig persoon, een knoeier.

Zie ook krabbelaar.‘De krabber!’, ‘De domkop!’, ‘De ezel!’, ‘De franskiljon!’ (Domien Sleeckx, Op ’t Eksterlaar, 1863)

Toch veranderden internationaal befaamde kanshebbers in ‘anonieme krabbers’. (Wielerexpress, 1988)

Robert Reboul kwam na 17 uur en 12 minuten als een verzopen kat in Brussel aan en won de sprint van de ‘krabbers’. (Ron Couwenhoven, Wielerklassiekers, 1990)