onhandig, dom persoon. Sedert ca. 1544.
Volgens Stoett afgeleid van kink: draaiknoop in een touwwerk. Aan het begin van de zeventiende eeuw gebruikte men de fictieve plaatsnaam ‘Kinkeldam’voor een woonplaats van botteriken en stommelingen.Wat gingt ge dien dommen kinkel nu raden? (Jan Bruylants, Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen, 1904)
Gij liegt, kinkels! dondert Dokus hen tegen. (C. de Kinder, De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees, 1920)