Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

hondenlul

betekenis & definitie

onbekwaam, verachtelijk persoon. Dit scheldwoord is vooral populair in de voetbalsport.

Beslissingen van de scheidsrechter worden door supporters vaak onthaald op de kreet hi ha hondenlul. In de tweede helft van de vorige eeuw werd dit nog als asociaal ervaren.

Piet Romeijn, de rechtsback van Feyenoord, zou volgens sommige bronnen de eerste geweest zijn die een scheidsrechter hondenlul noemde, nl. op 7 december 1969, tijdens de wedstrijd Feyenoord-FC Twente. Romeijn verdedigde zich door te zeggen dat hij ‘onbenul’ had geroepen.

Een boete van 350 gulden was echter zijn deel. Toch zetten oudere vindplaatsen van dit scheldwoord die stelling op losse schroeven.

Mogelijk is hondenlul afkomstig uit Delftse studentenkringen. Een vergelijkbaar invectief is hondenpiemel In de jeugdtaal van de jaren tachtig is ook afgelikte hondenlul niet ongewoon (vermeld door o.a.

Laps).De klucht in Delft moet voor NBB toch eindelijk een reden worden, overal voor neutrale jurering te zorgen. En ook de scheidsrechters dienen meer beschermd te worden. Het gaat te ver, zoals veel in Delft gebeurt, dat de arbiters de weinig academische gescandeerde kreet ‘scheidsrechter hondelul’ moeten aanhoren. Voor de scheidsrechters is een wedstrijd in Delft op de Technische Hogeschool dan ook weinig aantrekkelijk. (NRC Handelsblad, 06/10/1969)

‘Hondelul!’ riep een jongen, maar toen we naar hem omkeken, dook hij weg. (Simon Carmiggelt: Brood voor de vogeltjes, 1974)

En ook de tyfus, kale neet, he kankerlijer lik me reet, langharig tuig, stuk onbenul, subtiele slijmerd, hondelul. (Robert Long, Beschaafde Tango, 1977)