Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kankerlijer

betekenis & definitie

erg onaangename vent. Oorspronkelijk wellicht soldatentaal.

Naar analogie van kelerelijer.Salu, zeg die kankerlijer gedag! (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)

Ik vroeg die kankerlijer of hij alsjeblieft geen heroïne aan mijn vriendin wilde verkopen. (Haagse Post, 29/03/1986)

Vuile leugenachtige kankerlijder... (Hermine Landvreugd, Het zilveren theeëi, 1993)