Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

griezel

betekenis & definitie

griezelig, naar persoon; engerd. Syn.: creep.

De griet en de griezel was in het midden van de twintigste eeuw een volkse benaming voor ‘de schoonheid en het beest’.Goskrimmeneele wat heb ik die griezel geknauwd! (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 01/12/1910)

Binnenkort spreken dan anderen, door u op het slechte pad gebracht, over een bekend Hollandsch schrijvende echtpaar b.v. als ‘dat knusse stelletje’, over een dichter als ‘die griezel’ of ‘dat snoepje’ en loopen onze schrijvende dames kans te worden gedoodverfd als ‘dat malle spook van een...’! (Het Vaderland, 25/06/1936)