(vaak voorafgegaan door uuile of vadsige) kort, dik iemand; lelijk, opgezwollen persoon. In Vlaanderen ook gebruikt voor een slordige of luie vrouw.
Padde. Schimpnaam, een slordig en vadsig wijf. O! gij vuile padde. (Amaat Joos, Waas Idioticon, 1900-1904)
Dit waren de ogenblikken dat hij zichzelf haatte, dat hij dacht: vuile pad, stiekeme smeerlap, ga naar huis met je gore hoofd. (Jan de Hartog, Gods Geuzen, 1947-1949)