Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

frederik fluweel

betekenis & definitie

halfzacht iemand; vandaar ook: een homoseksueel. Naar de hoofdfiguur uit de gelijknamige strip van Webster in De Humorist (verschenen van 1936 tot 1941).

De held was niet een soort hulk maar eerder een lulletje rozenwater, een doetje. In een verhaal van Baantjer, ‘De Cock en het duel in de nacht’ (1992), is sprake van een Frederik Fluweel, pseudoniem van een zekere Frederik van Fluijtenberg die de kluis had leeggeroofd van de Banque National de Lyondas.

De buit werd nooit teruggevonden, maar Frederik Fluweel meldde zich wel bij de Nederlandse politie. Hij werd tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar ontsnapte uit de Bijlmerbajes.Frederik Fluweel, homosexueel. (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex, 1977-1980)

Momenteel voeren de neosimpelmannen weer de boventoon, de halfliteraten; Frederik Fluweel met een handvol woorden op zak op zoek naar het kleine geluk en betaalbare poëzie of een klein brokje omheind proza waarop zijn ik zich kan nestelen. Ze doen maar. Maar we zullen er wel mee rekening moeten houden dat het soort literatuur waar we het nu over hebben, het ‘andere proza’, experimenterende poëzie, avantgardetoneel voorgoed tot de subcultuur gaan behoren en, indien ooit, in de heel lange tijd niet meer tot de dominante cultuur zullen behoren, in de maatschappij niet en op de middelbare scholen niet, waar de democratisering wat de cultuur betreft desastreus om zich heen heeft gegrepen; ook op de universiteiten overigens. (Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim 2, Gesprekken met schrijvers. Hier met Sybren Polet, 1977)

Soms was Sam diep ontmoedigd over zichzelf: een Frederik Fluweel, die dit jaar veertig zou worden. (Hans Hafkamp, Hoeveel vrienden heb ik gevonden, 1987)