Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

doerak

betekenis & definitie

gemeen persoon; schelm; iemand die zich schandelijk gedraagt; vaak ook een gemeen wijf, een lichtekooi. Soms in positieve zin, wanneer plagenderwijs gebruikt m.b.t. kinderen.

Dan heeft het eerder de betekenis van ‘bengel, deugniet’. Wellicht overgenomen van de kozakken, die aan het eind van het Napoleon tijdperk (rond 1813) in Nederland gelegerd waren.

Een andere mogelijkheid is dat het woord bij ons ingevoerd werd door matrozen die het uit Rusland meegebracht hadden. Het WNT ontleent het woord aan hetzij het Russische doerak (domoor; maar in die taal betekent het ook ‘leren karwats’) of aan het Maleise doerhaka (daar is het echter geen scheldwoord maar betekent het ‘ongehoorzaamheid, verzet’).

Tegen de eerste veronderstelling pleit dan weer het verschil in accent. Zie ook opmerkingen bij Stoett.

Eveneens in het Duits: Durak (volgens Pfeiffer van het Russische durak polosaty: domkop).Dat de gedaagde haar meermalen heeft gehoond en beleedigd door het toevoegen der woorden ‘sekreet, doerak, vuilak en lellebel’. (Paleis van Justitie, 31 Maart 1887)

Ja vent, sla je eigen arme boel maar kort en klein, kom hier, wil ik je angeve hè doerak? (De Nieuwe Gids, Negende jaargang, 1894)

Juffrouw Mens beest schreeuwt: ‘Kreng... kreng ... doerak ... we verstinke in 't souterrain van jou strond.’ (Jacob Israël De Haen, Pijpelijntjes, 1904)