Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

crapuul

betekenis & definitie

onbeschaafd persoon; gemeen iemand. Vaak ook als meervoudsvorm voor gespuis; gepeupel; uitschot.

Komt van het Franse crapule, dat is overgenomen uit het Latijn, waar crapula roes, ‘brasserij’ betekent. In de (communistische) oproep die kort voor de Februaristaking in 1941 in Amsterdam verspreid werd, om te protesteren tegen de Jodenvervolgingen, komt de spelling scrapuul voor: ‘Hier was het uitschot en het “scrapuul” van het Duitse volk aan het werk.’ Ze schijnen nogal lastig te zijn geweest, want nog altijd noemt men in Amsterdam het minste soort van menschen, het ‘crapule’ of ‘valderappes’; vee van de richel. (De Groene Amsterdammer, 09/08/1914)Je bent al net zo doortrapt als het krapuul waar je bij thuis hoort, boef!! (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935)

Gerard, dat onbehouwen stuk crapuul. (W.F. Hermans, Uit talloos veel miljoenen, 1981)