Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Gepubliceerd op 29-05-2011

Celibaat

betekenis & definitie

Het celibaat, coelebs in het Latijn, is de ongehuwde staat waartoe in de rooms-katholieke kerk bisschoppen, diakens, subdiakens, priesters en kloosterlingen verplicht zijn, volgens het geheel aan rituele en godsdienstige gebruiken.

Het huwelijk is volgens het Nieuwe Testament niet verplicht, het celibaat is dus een plicht die berust op de voorkeur van Paulus. Het celibataire leven hield voor hem in, de totale toewijding aan God. Sinds de tweede eeuw vindt men al vrijwillige celibaatgeloften. Door het concilie van Elvira werd in het jaar 300 het celibaat aan geestelijken met hogere inzegeningen opgelegd. In de zesde eeuw en de zevende eeuw werd het aan alle geestelijken voorgeschreven, maar in de elfde en twaalfde eeuw werd het pas doorgevoerd.

In de gereformeerde kerk mogen geestelijken gehuwd zijn wanneer men voor de eerste wijding in het huwelijk getreden is. Alleen ongehuwden kunnen bisschop worden. De protestantse opvatting van het huwelijk is dat die het celibaat ontkent als hogere staat van leven als zodanig. In de rooms-katholieke kerk is telkens weer oppositie gevoerd tegen het verplichte celibaat van de geestelijken.