Gepubliceerd op 31-03-2017

Bef

betekenis & definitie

Bef - vrouwelijk geslachtsorgaan. Vgl. Du. Beff = vulva en Beffchen = schaamlippen. Reeds in het begin van de 16de eeuw gebruikelijk.

Kiliaen omschreef bef als pelsmantel, muts en in die zin zou men kunnen denken aan een verwijzing naar de beharing. Aan de bef gaan betekent dan ook cunnilingus beoefenen. De beoefenaar zelf heet een beffert of een befklant. Befwerk is cunnilingus. Andere Barg. uitdrukkingen zijn: met de bef getrouwd zijn: alleen getrouwd zijn met een meisje omwille van de lust; de bef heeft zich van de toga ontdaan: ze is geen maagd meer; de bef en het breistuk komen niet uit de pen: slaapkamerverhalen vertelt men niet.

Sommige doen het wel eens met hun neus en dat wordt dan aan de bef zijn geweest genoemd. - Haring Arie, De sarkast (1989)