Gepubliceerd op 21-06-2017

Zeperd

betekenis & definitie

een - laaien/krijgen, een strop, een financiële tegenvaller krijgen; een teleurstelling oplopen; bedonderd worden. Iemand een zeperd geven is ‘hem een loer draaien’, soms ook ‘een pak slaag geven; mishandelen’; een zeperd maken ‘over de vloer vallen’. Bargoense uitdr. Endt en Frerichs denken aan een verband met Jiddisch sewel ‘drek’, waarvan in het Rotwelsch het werkwoord einseifen ‘bedriegen’ en ons (Bargoense) werkwoord beseibelen werden afgeleid. Zepert in de zin van ‘strop, sof komt vooral voor te Rotterdam (o.a. vermeld in Opoe Herfst). Er bestaat ook een werkwoord: (iemand) zeperen ‘hem bedriegen (financieel), een loer draaien’.

... ik heb zelden of nooit een zeperd gelaaien bij de meisjes. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant, 1968)

Ik heb een keer een monster van een machinegeweer in huis gehad; dat was in de jaren dat ik er niet zo goed voor zat, en omdat ik geen zepert wilde halen stapte ik naar Tonio Hildebrand die in die tijd meer verstand had van die dingen als ik. (De roerige wereld van Pistolen Paul, 1968)

‘Waarom ga je er niet heen?’ ‘En een zeperd laaien?’ (Bert Hiddema: Piri-piri, 1984)

Het werd me snel duidelijk dat ik weer eens voor de zoveelste maal een zepert had gelaaien... (Haring Arie: De Sarkast, 1989)