Gepubliceerd op 21-06-2017

Mieter

betekenis & definitie

1. als de-,als de gesmeerde bliksem; ogenblikkelijk. Mieteris hier een verkorting van sodemieter,net als in 3,4,5; vgl. ook verbindingen als gekke mieter‘dwaas’; lelijke mieter,verouderd voor ‘gemene ventf. In 2 en in hoge mieterheeft het woord evenwel een andere bet.

... jij gaat als de mieter je bullen pakken... (Albert Mol: Haar van boven, 1988)

2. geen (ene)-,helemaal niets. Informele uitdr. Voorbeeld: ik geef geen mieter omzijn leven.Een mieteris een kaasworm, een klein diertje dus. Vandaar ‘iets dat te verwaarlozen is’. Hoewel mieterhier dus niet afkomstig is van sodemieter ‘homoseksueel’, ontstond de uitdr. geen sodemieter‘helemaal niets’.

Bewijs jij me, dat die smous de vader is, de kindere lijke geen mieter op ’m. (Herman Heijermans: Ka-mertjeszonde, 1898)

... ik versta geen mieter. (Simon Vestdijk: Op afbetaling, 1952, herdruk 1992)

... dat komt omdat er in ons dorp geen mieter te doen is. (Hermine de Graaf: Een kaart, niet het gebied, 1984)

3. loop naar de-,loop naar de duivel, hel. Informele verwensing.
4. naarde-, dood (van personen), stuk (van zaken): naar de mieter gaan-, naar de mieter helpen. Ook naar de sodemieter(ij).

Wat had ’et land eran om zoveel gezinnen van mensen op die leeftijd naar de mieter te helpen? (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)

5. op zijn - geven/krijgen,een pak ransel geven, krijgen; afranselen, een pak ransel krijgen. Mieteris hier een ruwe slangterm voor ‘lijf, lichaam’. Ook op zijn sodemieter krijgen/geven.

‘De zak in’, zeg ik, ‘vooruit, anders zal ik je effe op je mieter geven!’ (Jan Mens: Koen, 1941)

Dan zal ze wel op d’r mieter krijgen! (Simon Vestdijk: Pastorale 1943, tste druk, 1948)

... daar krijgje als jongen nou altijd voorop je mieter als je naast de bril sast. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)