Wat is de betekenis van Mieter?

Het begrip mieter heeft 2 verschillende betekenissen: 1) lichaam. lichaam; sodemieter; flikker; donder. Uitsluitend in vaste verbindingen en zowel in stijl als in gevoelswaarde synoniem met woorden als: sodemieter, flikker en donder. 2) geen mieter: totaal niets. in de verbinding geen mieter, incidenteler ook maar é&eac...

1) (1900) (Barg.) lichaam. Mieter is hier een verkorting van 'sodemieter'. Ook wel: mieterij. Zie ook ' Op z'n mieter* krijgen': een pak ransel krijgen. • .... maar saènsodemieter, kom d'r niet mit je schijtbaèkkes aèn!... waènt 'k hak je je lul van je mieter. (Israël Querido: Levensgang. 1900) • Grooter...

mieter - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mieteren ♢ Ik mieter 2. gebiedende wijs van mieteren ♢ mieter! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mieteren ♢ mieter je?

Mieter - een hoge mieter: een hooggeplaatst persoon. Wellicht verkorting van sodemieter, al is Van Ginneken een andere mening toegedaan. Volgens hem heeft deze betekenis zich ontwikkeld uit: iemand die een hoog hoofddeksel draagt. Mieter zou hierbij zijn afgeleid van Lat. mitra = muts, hoofddeksel. Mieter komen we in de volkstaal ook met andere be...

mieter 1. geheel van botten, organen, spieren waaruit een mens bestaat ♢ hij heeft flink op zijn mieter gekregen Synoniemen bast, body, corpus, flikker, lichaam, lijf Tegenstellingen geest, psyche, ziel

(zn) houtworm WB.

1. als de-,als de gesmeerde bliksem; ogenblikkelijk. Mieteris hier een verkorting van sodemieter,net als in 3,4,5; vgl. ook verbindingen als gekke mieter‘dwaas’; lelijke mieter,verouderd voor ‘gemene ventf. In 2 en in hoge mieterheeft het woord evenwel een andere bet. ... jij gaat als de mieter je bullen pakken... (Albert Mol: Haar van boven, 1988)...

Volgens de Grote van Dale (1992) betekent mieter ‘duivel, kreng’. Weinig frequent is de verwensing loop naar de mieter! Zij drukt verachting en minachting uit en betekent zoveel als ‘maak dat je wegkomt’.

[verkorting van sodemieter, z.a.] (meestal ongunstig) kerel, vent; (ook neutraal): een hoge een hoge piet, een vooraanstaand persoon.