Gepubliceerd op 21-06-2017

Jan lui:

betekenis & definitie

1. scheldwoord voor een sufferd, slappeling; een onhandig persoon. Eigenlijk iemand die veel kletst [lult)en vandaar ‘onbenullig iemand’. Heestermans (Luilebol,1989) vermeldt als varianten Janni Kut en Janus Droplul. Dikwijls in de uitdr. voor Jan Lui staan‘voor gek staan; belachelijk zijn’; ietsvoorJanLuldoen‘te werk gaan als een onnozele; iets doen dat volkomen nutteloos is’; sta daar niet voor Jan Lui ‘doe iets; onderneem wat.

Ik hang er maar wat voor Jan Lui bij. (Johan Fabricius: Dag Leidseplein, 1965)

Met een geweldige smoes had ze die Jan Lui zijn kleren ontfutseld. (Heere Heeresma: Geschoren schaamte, 1968)

Jan Lui stond voor de rechter / En de rechter voor Jan Lui. (Neerlands Hoop: De ballade van Jan Lui, 1971)

Hult hij zich soms voor Janlul geregeld in dameslingerie? (A. Moonen: Omgelegde dagen, 1984) Had ik tenminste niet helemaal voor Jan Lui al die vreselijke barbecue-avonden, verjaardagen en ander ongemak doorstaan. (Donald Olie: De billen van Yvonne, 1990)

Durex wil z’n condooms verkopen en voor sommige ambtenaren is het idee om als eenvoudige Jan Lui macht te kunnen uitoefenen op de denkwijze en het gedrag van miljoenen medemensen natuurlijk erg aantrekkelijk. (HP/De Tijd, 11/11/94)

2. -en Kaatje Kut,de gewone mensen; Jan en alleman.