Gepubliceerd op 21-06-2017

Gesjochten

betekenis & definitie

arm, ongelukkig; er slecht aan toe. De oorspr. bet. is evenwel ‘geslacht, van Hebreeuws sjahat‘slachten’. Deze Bargoense uitdr. werd al opgetekend door Koster Henke. Een gesjochten jongenis ‘iemand die aan lager wal is geraakt, die geen inkomsten meer heeft. Nou ben je gesjochten(bij Maarten ’t Hart: Hetvromevolk,1974) is ‘nu ben je de sigaar, de dupe, het kind van de rekening5. Met iets ge-sjochten zijnbet. ‘ergens mee in verlegenheid gebracht zijn’.

Hij was gesjochtener dan ooit, zijn ouwe heer hield hem schrikkelijk krap. (Nesdo: De uitvreter, 1911)

Dat soort volk behandelt een gesjochte jongen erg uit de hoogte. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers, 1946)

... de knip op de deur voor de gesjochte koopman. (Willem van Iependaal: Onder de pannen, 1952)

... die zullen een gesjochten artiest met een zeven maanden zwangere vrouw de laan niet uitsturen. (Johan Fabricius: Dag Leidseplein, 1965)

De meeste jongens waren allemaal gesjochten en net als ik probeerden zij van alles om maar aan poen te komen. (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972)