Gepubliceerd op 21-06-2017

Gas

betekenis & definitie

aan het

1. in de verbinding aan het gas liggen/zijn:verloren, kapot, naar de bliksem zijn; maar ook ‘dronken zijn’. Al in de 19de eeuw gebruikte de academische jeugd de uitdr. gas zienvoor ‘dronken zijn’. In het Amerikaanse slang staat gassedvoor ‘dronken’. Meestal wordt dan gerefereerd aan ethylalcohol. Wellicht moet gedacht worden aan de bedwelmende werking van (lach)gas. Het slachtoffer is versuft, zoals ook een dronkaard beneveld is. Dezelfde zinspeling ook in de Duitse zegswijze Gas haben, waarbij Gasin de Duitse volkstaal syn. is van ‘alcoholische drank’. Volgens Gillissen en Ol- den gebruiken Haagse studenten de uitdr. aan het gas gaanvoor ‘gaan drinken’.

Zonder Rotterdam lag Holland aan het gas. (J.A. Deelden Gemengde gevoelens, 1986)

’s Avonds komtie terug, zo mogelijk nóg uitgeput- ter dan de dag ervoor, vol-kó-men aan het gas, en die baas vraagt weer hoe het is gegaan? (J.A. Deelden Drukke dagen, 1988)

Maar zodra ik zelf verliefd word, houdt hij ermee op en dan lig ik weer maandenlang aan het gas. (Yvonne Kroonenberg: Kan ik hem nog ruilen, 1991)

Ik had destijds wel goedkeuring - ik had zelfs de handtekening van Lubbers - en toen ging ik aan het gas en nu hebben ze geen goedkeuring en dan kunnen ze door! (Nieuwe Revu, 21/12/94)

2. in verbindingen als voor mij kan hij aan het gas:hij kan me wat; hij kan naar de sodemieter lopen. Staande uitdr. in luchtvaartkringen (althans volgens De Vliegende Hollander van25 mei 1970), maar ook in andere (ruwe) milieus niet ongewoon.

Geen fooien geven hoor, ben je mal? Laat ze maar aan ’t gas gaan. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)

Nou, vergeet het. Ze kunnen aan het gas, die zogenaamde collega’s van mij. Aan het gas. (HP/De Tijd, 16/10/92)