Gepubliceerd op 03-04-2017

Wieberen

betekenis & definitie

Wieberen - (Barg.) hij is wieberen: hij heeft zich uit de voeten gemaakt, is op de vlucht geslagen. Maakje wieberig: zorg dat je wegbent. Wieberig in de zin van weg is terug te voeren tot Gen. 31:21 Hebr. wajiwrachjaakob (en Jacob vluchtte).

Wat zal die geinmaker gelachen hebben toen hij merkte dat ik wieberen was... - Haring Arie, Tweede boek (1969)