Prisma van het weer

Peter Timofeeff (1993)

Gepubliceerd op 06-04-2017

Luchtcirculatie

betekenis & definitie

(ook: windsysteem) Kringloop van de luchtmassa's in het onderste gedeelte van de atmosfeer, de troposfeer, rond de gehele aarde, gemiddeld berekend over een lang tijdvak. Door de relatief grote verwarming ontstaat in het gebied rond de evenaar een continu thermisch lagedrukgebied.

De lucht zal daar een grootschalige stijgende beweging vertonen. In de hoge troposfeer stroomt die lucht vervolgens naar het noorden en zuiden uit, in de richting van de beide polen. Als er verder niets zou gebeuren, zou die lucht bij de polen weer naar beneden komen en weer langs het aardoppervlak naar de evenaar stromen. Op het noordelijk halfrond, en dus ook in onze omgeving, zou er in dat geval altijd een noordelijke wind heersen. De lucht stroomt weliswaar vanaf de evenaar naar het noorden en zuiden uit, maar onder de invloed van de Coriolis-kracht als gevolg van de draaiing van de aarde krijgt de luchtstroom een afbuiging. Op het noordelijk halfrond naar rechts gericht, op het zuidelijk halfrond naar links. De lucht die op grote hoogte vanaf de evenaar naar hogere breedten stroomt, krijgt een steeds grotere afwijking, totdat de wind op ca. 30° NB en ZB (de subtropen) geheel naar het oosten waait. Daar daalt de lucht weer en stroomt in de vorm van de passaatwinden langs het aardoppervlak weer terug naar de evenaar. Er ontstaat dus een min of meer gesloten circulatiecel, een zgn. Hadley-cel (genoemd naar een Engelse natuurkundige). De lucht vanaf de evenaar bereikt de polen dus niet. In de buurt van de polen spelen zich ook dergelijke processen af. Door de beide gesloten cellen zou de uitwisseling van warmte onmogelijk zijn. De tropen zouden steeds verder opwarmen en de polen steeds meer afkoelen. In werkelijkheid vindt er wel uitwisseling plaats. In het overgangsgebied, de gematigde breedten tussen de subtropen en ca. 60° breedte, overheersen, ook weer als gevolg van de afbuiging door de Coriolis-kracht, de westenwinden. Onder meer ten gevolge van de ligging van de grote bergketens en de temperatuurverdeling in de oceanen meandert deze stroming in vier of vijf golven rond de aardbol, waardoor warmte-uitwisseling kan plaatsvinden. Het wisselvallige klimaat in onze omgeving is daar een gevolg van: nu eens kou vanuit het noorden, dan weer warmte uit meer zuidelijke streken. De weersystemen, de hoge- en lagedrukgebieden, die in feite de wervels zijn waardoor de atmosfeer op gematigde breedten wordt omgeroerd, verplaatsen zich in die golven.

Zie ook: klimaat
Zie ook: luchtdruk
Zie ook: weer