Jurisprudence Begrippenlijst

Paul Cliteur (2018)

Gepubliceerd op 17-02-2017

Augustinus, Aurelius

betekenis & definitie

Twee christelijke denkers hebben de houding in het westen tegenover geloofsvrijheid en morele autonomie diepgaand beïnvloed: Aurelius Augustinus (354-­430) en Thomas van Aquino (1225­-1274). In verschillende opzichten was dat een desastreuze invloed.

Augustinus maakte een lange ontwikkeling door voordat hij tot het christendom kwam. Hij stond in zijn jonge jaren onder invloed van het manicheïsme, scepticisme en neoplatonisme. Maar toen hij eenmaal tot het christendom was gekomen, omarmde hij dat ook met hart en ziel en gaf hij daaraan interpretaties die de Kerk diepgaand zouden beïnvloeden. Zo keerde hij zich tegen Pelagius (354-­420) en verdedigde hij een vorm van vroege predestinatieleer.

In De Civitate Dei (Over de stad van Aurelius Augustinus God, 413-­426) presenteerde hij een wereldgeschiedenis vanuit bijbels oogpunt. Die wereldgeschiedenis wordt gekenmerkt door twee grote kampen: de stad van de aarde (civitas terrena of civitas diaboli) en de stad van God (civitas dei). De neoplatoonse richting in het christelijk denken die door Augustinus werd voorgestaan was dominant tot aan de dertiende eeuw, toen de aristotelische filosofie die door Thomas van Aquino werd aangepast aan het christelijk denken meer in zwang raakte. In zijn Confessiones (Bekentenissen, 397-­398) geeft Augustinus een verdediging van zijn opvattingen waarmee hij de schrijver werd van de eerste autobiografie.

Tot aan het optreden van Thomas van Aquino was Augustinus de onbetwiste meester van het westerse christelijke denken. Eén van zijn favoriete teksten uit de Bijbel was: ‘Dwingt hen om in te gaan’ (Lucas 14:16­23). Deze tekst, en de interpretatie die Augustinus daaraan gaf, droeg veel bij aan de doctrine dat buiten de Kerk geen heil bestaat (extra ecclesiam nulla salus) en dat ook de overheid alles op alles zou moeten zetten om ongehoorzame of dwalende geloofsgenoten te dwingen het enige ware geloof te omarmen. De Kerk en de staat zouden in dat opzicht nauw met elkaar moeten samenwerken.