Wat is de betekenis van omarmen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omarmen

omarmen - Werkwoord 1. (ov) de armen om iemand heen slaan Hij omarmde zijn geliefde hartstochtelijk. Woordherkomst samenstellende afleiding van om (bijwoord) en arm (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -en dat de onbepaalde wijs van een (werkwoord) vor...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omarmen

omarmen - regelmatig werkwoord uitspraak: om-ar-men 1. je armen om iemand heen slaan ♢ bij werden hartelijk omarmd bij de begroeting 1. een voorstel omarmen [het er van harte mee eens zijn]...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omarmen

v., omearm(k)je.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omarmen

(omarmde, heeft omarmd), omhelzen, in de armen sluiten, inz. als teken van liefde of gehechtheid : ik omarmde hem teder; — met de armen omvatten, inz. als teken van levendig gevoel, vooral bij het afsmeken van hulp of erbarming: zij omarmde mijn knieën en riep om hulp tot mij; — omarmend rijm., waarbij de 1ste versregel rijmt op de...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omarmen

omarmde, h. omarmd (in de armen sluiten, omhelzen): omarmend rijm; zie rijm.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omarmen

(om'armən) (omarmde, heeft omarmd) 1. in de armen sluiten, omhelzen ten teken van liefde: zijn ouders -. ➝ dood, rijm. Syn. omhelzen, omvangen, omvatten. 2. met de armen omvatten: zij omarmde zijn knieën om hulp.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omarmen

Omarmen (omarmde, heeft omarmd), iem. om den hals of om heb middel met de armen omsluiten, omhelzen, in de armen sluiten; t. w. als teeken van liefde of gehechtheid: ik omarmde hem teederlijk; — iem. omarmen met het hart, zielslief hebben; — (dicht.) den dood omarmen, dien onbeschroomd tegemoet gaan; — met de armen omvatten, inz...