Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vrouwenarbeid

betekenis & definitie

Vrouwenarbeid - Ter bescherming der vrouw, werkzaam in een onderneming, zijn bij de Arbeidswet (thans wet van 1 Nov. 1919, Stb. 624, gew. tekst bekend gemaakt bij K. B. van 21 Juli 1922, Stb. 457) verschillende voorschriften gegeven. Volgens art. 10 moet een algemeene maatregel van bestuur voorschrijven, dat bepaalde soorten van arbeid of arbeid onder bepaalde omstandigheden door vrouwen en jeugdige personen op grond van gevaar voor de gezondheid, de zedelijkheid of het leven niet mogen worden verricht of slechts mogen worden verricht onder de bij dien alg. m. gestelde voorwaarden. Zie ook art. 233 Mijnreglement 1906, dat verbiedt, dat vrouwen arbeid verrichten in de ondergrondsche werken der mijnen. Art. 11 der Arbeidswet verbiedt een vrouwelijke arbeider arbeid te verrichten binnen 8 weken na haar bevalling.

De tijd, gedurende welken onmiddellijk vóór de bevalling geen arbeid is verricht, komt tot ten hoogste 2 weken in mindering van genoemden termijn. Aan een vrouwelijke arbeider, die een borstkind heeft, moet behoorlijke gelegenheid worden gegeven, dit te zoogen. — Verder bevat de wet, ten aanzien van arbeids- en rusttijden verschillende bepalingen (zie b.v. artt. 19 en 22) afwijkende van die, welke voor mannen gelden. — Gehuwde arbeidsters, werkzaam in een onderneming, moeten voorzien zijn van een arbeidskaart (art. 67). — Zie ook de wet van 20 Mei 1922, Stb. 368, houdende goedkeurig van het ontwerp-verdrag van Washington betreffende den arbeid van vrouwen gedurende den nacht. Vgl. NACHTARBEID. — Volgens art. 1637f B.W. wordt ten opzichte van arbeidsovereenkomsten, door de gehuwde vrouw als arbeidster aangegaan, verondersteld, dat zij de bewilliging van haar man heeft bekomen, zoodat zij alle handelingen ter zake dier overeenkomst, het geven van kwijting en het verschijnen in rechte daaronder begrepen, zonder bijstand van haar man kan verrichten. Zij is gerechtigd over hetgeen zij ingevolge de gesloten arbeidsovereenkomst ontvangen of te vorderen heeft, ten bate van haar gezin te beschikken. — Zie voor het aandeel, dat de vrouw heeft in het beroepsleven, BEROEPSTELLING.