Venema - (Herman), 1697—1787, geb. te Wildervank, studeerde te Groningen en Franeker vooral onder invloed van de beide Vitringa’s; 1719 pred. te Dronrijp, 1724 opvolger van den jongeren Vitringa te Franeker, om onderricht te geven in de Bijbelsche vakken. Hij volgde het spoor van Vitringa in grammatische exegese en Bijbelsche kritiek. Hij had grooten invloed, maar zijn rechtzinnigheid werd herhaaldelijk in twijfel getrokken, vooral toen hij het waagde het voor Stinstra op te nemen, die van Socinianisme verdacht werd.
Hij kwam meermalen op voor tolerantie. In 1784 emeritus, bracht hij zijn laatste levensjaren te Leeuwarden door. Zijn hoofdwerk is een Commentaar op de Psalmen in 6 dln., 1762 v.v.; daarbij verklaringen van Jeremia, Ezechiel, Daniël, Zacharia en Maleachi, enz.