Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Thermostaat

betekenis & definitie

Thermostaat - een toestel, waarin een standvastige temperatuur wordt onderhouden. Daar tal van natuur- en scheikundige eigenschappen en processen en in niet mindere mate de levensverschijnselen afhangen van de temperatuur, is het zeer vaak noodig, dat deze gedurende de proef niet verandert. Men bereikt dit door de luchtruimte of het vloeistofbad, dat als t. moet dienst doen, goed van de omgeving te isoleeren en de verwarming resp. afkoeling te laten in- en uitschakelen door een thermoregulator. Wanneer het op groote nauwkeurigheid aankomt, gebruikt men voor de gemiddelde temperaturen gewoonlijk vloeistofbaden, meestal water of olie, waarbij met een gevoeligen regulator, juiste badcapaciteit en goede roering, de temperatuur tot op ⅟1000 graad kan worden constant gehouden.

De verwarming kan door gas of door electriciteit geschieden. Voor lagere temperaturen tot de laagst bereikbare, dat is tot op 1 graad absolute temperatuur of ongeveer -272° Celsius, maakt men gebruik van vloeibaar gemaakte gassen, die onder standvastigen druk koken, welke methode door Kamerlingh Onnes tot een van groote nauwkeurigheid is uitgewerkt. De nauwkeurigheid wordt hierbij grootendeels bepaald door de regeling van den druk. Hetzelfde principe, n.l. dat de temperatuur van een kokende vloeistof bij standvastigen druk constant is, wordt ook wel bij hooger kokende vloeistoffen toegepast, vooral wanneer het niet op uiterste nauwkeurigheid aankomt en men dus den druk niet al te nauwkeurig of zelfs in het geheel niet behoeft te regelen. Verder worden voor temperaturen van 150° en hooger, gesmolten zouten en gemakkelijk smeltbare metalen gebruikt en eindelijk bij de hoogere tot hoogste temperaturen electrisch verhitte ovens, waarmede bij een temperatuur van bij de 2000° nog tot op minder dan 10° standvastige temperaturen worden bereikt. (Zie BROEDSTOOF).

< >