Syllogisme (van sun, te zamen en logos, gedachte) sluitrede, redeneering, is een door Aristoteles ingevoerde term ter aanduiding van die denkhandeling, waardoor uit twee gegeven, als waar aangenomen oordeelen, de praemissen, een derde oordeel, de conclusie, wordt afgeleid, welks waarheid noodwendig uit de waarheid der gegeven oordeelen volgt. In elk s. komen drie (en niet meer) begrippen en drie (en niet meer) oordeelen voor. B.v. alle M zijn P, alle S zijn M, dus: alle S zijn P. (Alle menschen zijn sterfelijk, alle koningen zijn menschen, dus: alle koningen zijn sterfelijk). De waarheid van de conclusie berust daarop, dat de in de praemissen voorkomende begrippen P en S beide vergeleken worden met een derde nl. het middenbegrip (medius) M, dat dus in de conclusie uitvalt.
Het eerste oordeel der praemissen, waarin P voorkomt, heet de (propositio) major; het tweede oordeel, S bevattend, de minor. Bij het disputeeren kan men aan de erkenning van de noodwendige geldigheid der conclusie ontkomen, door de waarheid van een der beide praemissen te loochenen (nego majorem, minorem = ik ontken den major, den minor). Aanvaardt men beide praemissen, dan moet men, als de redeneering juist is, de waarheid der conclusie aanvaarden. — Voor de juiste gevolgtrekking in een S. gelden eenige regels, b.v. uit bloot ontkennende praemissen (geen M is P, geen S is M) volgt niets; uit bloot particulaire pr. (eenige M zijn P, eenige S zijn M) volgt niets; uit twee bevestigende praemissen volgt nooit een ontkennende conclusie, enz. — Wordt tegen deze regels gezondigd, dan ontstaan verkeerde redeneeringen (onbewust: paralogismen, met bewustheid: drogredenen, sofismen). Daartoe behoort ook de quaternio terminorum, waarbij 4 inplaats van 3 begrippen gebruikt worden, en de middenterm, door één woord aangeduid, feitelijk in tweeërlei zin wordt genomen. Arist. onderscheidde bij het S. drie figuren, al naar de stelling van M in de praemissen I MP SM II PM SM III MP MS (conclusie in alle 3 gevallen SP), waarbij later nog een vierde (de galenische) gevoegd is. — Op te merken is, dat uit valsche praemissen door een juiste redeneering een ware conclusie kan gewonnen worden; (b.v. alle sterren zijn dieren, de hond is een ster, dus: de hond is een dier). — Behalve de genoemde kategorische neemt men nog 1 hypothetische en 2 disjunctieve syllogismen aan. (Voorbeeld van I. Als A: B is, dan is C: D. Nu is A : B. Derhalve is C : D. Van 2: A is òf B òf C. Nu is A : B. Derhalve is A niet C). — Over het verkorte S. zie: ENTHYMEMA, over aaneengeschakelde S: SORITES. — De waarde van het S. wordt bestreden door de oude Skeptici. Het S. is volgens hen een cirkelredeneering, daar de major de geldigheid der conclusie reeds zou veronderstellen. (Zie BEWIJS).