Stoomploeg - De meest gebruikelijke is die, volgens het systeem „Fowler”, waarbij aan elke zijde van het te bewerken land stoommachines worden opgesteld, die den ploeg door middel van een kabel beurtelings naar zich toetrekken. De ploeg is dan een balansploeg, zoodat deze, aan het einde van de voor gekomen, niet behoeft te keeren. Telkens, nadat een voor is geploegd, worden de machines door eigen kracht vooruit gezet. De kabel is gewoonlijk 400 à 500 Meter lang, zoodat de voor ten hoogste deze lengte kan hebben.
De ploeg is één-, twee- of meerscharig, hetgeen afhangt van de kracht der stoommachines en de diepte, waarop wordt geploegd. Bij het diepploegen van heide wordt veel gebruik gemaakt van den stoomploeg; de grond kan hiermede tot ong. 70 c.M. diepte worden losgemaakt. Er zijn ook stoomploegen, die met één machine werken. Aan de andere zijde van het land loopt dan de kabel over een stevig in den grond bevestigd anker. Dit systeem voldoet echter minder en wordt ook niet veel toegepast. Evenmin dat, waarbij het stoomwerktuig als trekker voor den ploeg over het land loopt. Als trekker (tractor) voldoen meer benzine- of petroleummotoren. Het systeem van den twee-machineploeg wordt den laatsten tijd ook meer en meer toegepast bij benzinemotoren.
