Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Staten-Generaal

betekenis & definitie

Staten-Generaal - was de naam, dien men in den tijd vóór den Tachtigjarigen oorlog gaf aan de vergadering, welke door de Staten der verschillende gewesten gezamenlijk werd gehouden op uitnoodiging van den landsheer, die zich daarvan bediende ten einde zijn verlangens op financieel gebied kenbaar te maken en waarvan de bijeenroeping voor ’t eerst plaats vond onder Philips den Goede. Tijdens den 80-j. oorlog werden de St.-G. een college, waarin de afgevaardigden der verschillende gewesten zitting hebben. De zetel van dit college, dat sedert 1593 permanent bijeen bleef, was van ’t jaar 1585 af den Haag. De leden stemden krachtens imperatief mandaat der staten, welke hen afvaardigden, of waren gehouden tot ruggespraak, ’t Voorzitterschap wisselde wekelijks tusschen de verschillende provincies.

Over de wijze van stemming was bepaald, dat in belangrijke aangelegenheden eenparigheid vereischt was van de uitgebrachte stemmen, waaraan men zich evenwel in de praktijk niet heeft gehouden. Degene, die met een besluit niet kon meegaan, legde zich bij ’t besluit van de meerderheid neer, zooals b.v. geschiedde met ’t sluiten van ’t 12-j. bestand, waartegen Zeeland gestemd had, en met ’t sluiten van den vrede van Munster, waartegen Zeeland en Utrecht gestemd hadden. De bijeenroeping der St.-G. geschiedde door den griffier, die belast was met ’t redigeeren van den beschrijvingsbrief, de genomen besluiten en ’t voeren van de correspondentie. Bij de St.-G. berustte het opper-bestuur der financiën, der verdediging en der buitenl. zaken ; tevens traden zij op als arbiter tusschen de gewesten of partijen in de gewesten. De buitenl. zaken kwamen te berusten bij ’t Geheim Besogne, bestaande uit leden der St.-G. en den Stadhouder. De regeling van de verdediging en de financiën kwam onder ’t opperbestuur der St.-G. te berusten bij den Raad van State. Het optreden als arbiter in zake geschillen had weinig te beteekenen, daar haar feitelijk de macht ontbrak om aan haar besluit kracht bij te zetten, zooals b.v. het geval was met de bewegingen in Gelderland tijdens de Spaansche succ. onlusten (zie PLOOIERIJ). Bij de St.-G. berustte het bestuur der Generaliteitslanden en ’t toezicht op de O.- en W.-Ind.

Comp. In 1795, met den val der Rep. der Ver. Nederl., verdwenen de St.-G. Na de instelling van ’t kon. Nederland sedert 1815 verstaat men onder St.-G. de Volksvertegenwoordiging voor het geheele land (art. 78 Grw.). De voornaamste taak der St.-G. is te zamen met den Koning de wetgevende macht uit te oefenen (art. 109 Grw.); zie WETGEVING. Verder oefenen zij door hun recht van interpellatie contrôle uit op de Regeering. Sinds de invoering van het Parlementaire stelsel oefenen zij tevens grooten invloed uit op de samenstelling der Regeering. — De St.-G. zijn verdeeld in een Eerste en Tweede Kamer (art. 79 Grw.). Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn (art. 93 Grw.). In enkele gevallen heeft een Vereenigde vergadering der beide Kamers plaats. — De ministers hebben zitting in beide Kamers. Zij hebben echter alleen een raadgevende stem, tenzij ze tevens Kamerlid mochten zijn.

Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geacht met het belang van den Staat. Zij kunnen door elk der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn (art. 94 Grw.). De leden der St.-G. zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd (art. 97 Grw.). De gewone zitting der St.-G. wordt geopend op den derden Dinsdag in September. De Koning roept buitengewone zittingen bijeen, zoo dikwijls hij zulks noodig oordeelt (art. 100 Grw.). De afzonderlijke vergaderingen der beide Kamers en evenzoo de vereenigde vergaderingen worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten, wanneer 1/10 gedeelte der aanwezige leden het vordert of de Voorzitter het noodig keurt. De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Over de punten, in besloten vergadering beraadslaagd, kan daarin ook een besluit worden genomen (art. 101 Grw.). Bij ontbinding van een der Kamers of van beide sluit de Koning tevens de zitting der St.-G. (art. 104 Grw.). De Kamers mogen noch afzonderlijk noch in vereen, vergadering beraadslagen of besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is (art. 105 Grw. ; zie QUORUM). Zie voor de wijze van stemmen artt. 106 en 107 Grw.