Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sint-Eustatius

betekenis & definitie

Sint-Eustatius - een der Nederlandsche Kleine Antillen (Bovenwindsche eil.), naar de laatste opmetingen 20,8 K.M.2, rotsachtig, met vrijsteile kust, behalve in ’t W. langs de Oranjebaai. Het eil. is oud-vulkanisch; in ’t Z. O. de Kwil (Quill, Kuil) of Punchbowl, een uitgedoofde vulkaankegel, 600 M. hoog; andere toppen tot ruim 230 M. Behalve bij den Kwil sterk ontboscht. Aan de Oranjebaai de plaats Oranjestad met geheel vervallen uiterlijk: houten huisjes, oude magazijnen, ruïnes van vroegere suikermolens en van de Herv. Kerk.

Inwoners (1914) 1437 (in 1850 nog 1932), geen 100 Blanken, meest Methodisten en R.-Kath. Gebruikelijke taal is het Engelsch. — Geschiedenis: St.-E. is in 1632 door de Nederlanders bezet, was vaak strijdobject (1672 door de Franschen bezet, 1673 heroverd door de Nederl.) en kwam in de 18de eeuw tot bloei door suiker- en katoenuitvoer. Groot belang kreeg het in den Amerik. vrijheidsoorlog als stapelplaats voor den Europ. handel met de opgestane koloniën. Toen na protesten Engeland de Rep. den oorlog verklaard had, werd St.-E. in 1781 door een Eng. vloot onder Rodney veroverd. Alle goederen werden geconfiskeerd, de bewoners verdreven; het eil. was bij de teruggave geruïneerd.

In 1795 moest de Bat. Rep. het aan Frankrijk afstaan, dat het een zware schatting oplegde. In 1801 werd het eil. door de Eng. bezet, in 1816 teruggegeven, maar bleef kwijnend. Litt.: Hamelberg, De Nederlanders op de W.-Ind. eil., Amst. 1901-1909, 2 dln.; Van Kol, Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904.