Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Raad voor de scheepvaart

betekenis & definitie

Raad voor de scheepvaart, - raad ingesteld bij de Schepenwet (art. 23), ter vervanging van den Raad van Tucht voor de Koopvaardij, welke berustte op art. 25 der Tuchtwet. De inrichting van den R. v. d. S. is geregeld bij hoofdst. III der Schepenwet en bij K. B. van 5 Oct. 1909, Stb. 333, gew. 18 Sept. 1914, Stb. 465. De Raad is belast met het onderzoek naar de oorzaken van scheepsrampen, na een voorloopig onderzoek door de scheepvaartinspectie.

Indien de ramp is veroorzaakt door de ongeschiktheid van den schipper of van een of meer stuurlieden of machinisten, kan hij den betrokkene onbevoegd verklaren als schipper, stuurman of machinist op een schip, waarop de Schepenwet van toepassing is, dienst te doen. Het onderzoek is geregeld in hoofdst. IV dier wet. Bovendien is de Raad bevoegd den schipper, die zich ten opzichte van zijn reederij, de bevrachters, de schepelingen of de passagiers op eenigerlei wijze heeft misdragen, alsmede den schipper, stuurman of machinist, door wiens daad of nalatigheid een scheepsramp is veroorzaakt, disciplinair te straffen door een berisping of door ontneming van de bevoegdheid gedurende een bepaalden tijd, 2 jaren niet te boven gaande, in een of meer dezer betrekkingen op een schip, waarop de Schepenwet van toepassing is, te varen. Onderzoek ter zake van misdragingen van den schipper heeft plaats op aanklacht van den hoofdinspecteur van de scheepvaart, den boekhouder, of een of meer van de reeders, de assuradeuren, de bevrachters, het scheepsvolk of de passagiers. Zie hoofdst. V der Schepenwet. — Zie ook art. 411 Sr., gew. bij de wet van 4 Nov. 1919, Stb. 632.