Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Raad van voogdij

betekenis & definitie

Raad van voogdij. - Volgens art. 32 Grw. wordt in geval van minderjarigheid van den Koning de voogdij geregeld en worden de voogd of voogden benoemd bij een wet, over het ontwerp waarvan de Staten-Generaal in vereenigde vergadering beraadslagen en besluiten. Bij de wet van 14 Sept. 1888, Stb. 150, waarbij dit art. werd toegepast, werd over de minderjarige troonopvolgster één voogdes, de Koningin-Moeder, benoemd met toevoeging aan deze van een R. v. V., welks leden deels door de wet, deels door den Koning werden benoemd. Op overeenkomstige wijze werd bij de wet van 2 Apr. 1909, Stb. 89, voorzien in de voogdij over onze tegenwoordige troonopvolgster, met dien verstande, dat Z. K. H. Prins Hendrik tot voogd werd aangewezen. De benoeming der door den Koning aan te wijzen leden van den R. v. V. had plaats bij K. B. van 8 Apr. 1909, Stb. 103, 30 Sept. 1914, Stb. 466, en 7 Juni 1919, Stb. 288.