Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Pontanus

betekenis & definitie

Pontanus - (Johannes Isaaksz), naam van een Geldersch geschiedschrijver, geboren 1571 tijdens een reis van zijn ouders naar Denemarken (vandaar de naam P.), studeerde, na de Lat. school te Amsterdam bezocht te hebben, in de medicijnen te Franeker. In 1593 promoveerde hij te Leiden tot doctor in de wijsbeg., waarna hij zich geruimen tijd ophield in Denemarken als assistent bij den sterrenkundige Tycho Brahe. Na zich in 1696 opgehouden te hebben in Engeland, gaf hij de werken uit van Macrobius en Plautus (1597). In de volgende jaren vertoefde hij in Zuid-Duitschland en Zwitserland.

In Basel promoveerde hij tot doctor in de medicijnen. Zijn reizen beschreef hij in de Itinerarium Galliae Norb. cum universae Galliae descriptions et glossario prisco Gallico (1606). In 1606 werd P. benoemd tot prof. in de natuurwetenschappen aan de hoogesch. te Harderwijk. Hij hield zich echter voornamelijk bezig met de studie der Latijnsche schrijvers en met die der geschiedenis. Hij schreef Rerum et urbis Amst. historie (1611), Rerum Danic. historia usque ad domum Oldenburgicum deducta (1631) en als geschiedschr. der Staten van Gelderland Historiae Gelriae ad annum 1581 libri XIV (1639), waarbij hij gebruik maakte van het hs. van Merula. Hij stierf ± 1640. — Litt. : Bostel Nyenhuis, Nyh. Bijdr. II.

< >