Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Parallelisme

betekenis & definitie

Parallelisme - (Psychofysisch) is die metafysische leer aangaande de verhouding van het psychische en fysische (in het bijzonder van de menschelijke ziel tot het m. lichaam), volgens welke beide reeksen (van zijn en gebeuren), de psychische en de fysische, met elkaar parallel loopen, zonder in elkaar in te grijpen, zonder causaal op elkaar in te werken. Fys. voorvallen zijn steeds slechts oorzaken en werkingen van andere f. v., en evenzoo heeft een ps. gebeuren steeds alleen een ps. g. tot oorzaak en werking. Nooit bewerkt iets van f. aard iets ps. en omgekeerd. Toch staan beide reeksen zoo tegenover elkaar, behooren functioneel zoo bij elkaar, dat met een bepaald gebeuren aan den eenen kant steeds een gebeuren aan den anderen kant correspondeert of als correspondeeren-moetend gedacht wordt. (Men zie GEULINCX en OCCASIONALISME).

Ter bestrijding van de tegengestelde opvatting (wisselwerking van lichaam en ziel, Influxus physicus) voert het Ps.-f. P. aan 1. de absolute ongelijksoortigheid van ’t f. en ps. (stof en bewustzijn); 2. den gesloten natuursamenhang en natuurcausaliteit; 3. het principe van het behoud van arbeidsvermogen (energie), volgens hetwelk de bewerking van een f. door een ps. voorval een energie-aanwas zonder aequivalent; elk bewerken van een ps. voorval door een f. v., een energie-afname zonder aeq. zou beteekenen. — Er zijn verschillende vormen en schakeeringen van het Ps.-f. P. (realistisch, faenomenalistisch, idealistisch). Men onderscheidt ook een partieel en een universeel P. Het eerste neemt slechts aan, dat met elk gebeuren in een individueele dieren- en menschenziel, een gebeuren in het zenuwstelsel (hersens) van het bij die ziel behoorende lichaam correspondeert. Dit is veelal het standpunt van bezonnen fysiologen, die zich niet in metafysika willen begeven, en die hier van een werkhypothese spreken.

Het universeels Ps.-f. P. neemt voor elk stoffelijk gebeuren een daarmee correspondeerend psychisch gebeuren aan en leidt noodwendig tot de albezielingsleer (panpsychismus), zooals dat Paulsen (in aansluiting bij Fechner) populair in zijn „Einleitung in die Phil. I. 5" ontwikkelt. Bijzonder goed orienteerend aangaande de P.-theorie (in haar verschillende vormen) en de groote moeilijkheden, daaraan verbonden, is Elsenhans Lehrbuch der Psych. (1912) kap. II. Een scherpzinnig bestrijder van het P. is Bergson.

< >