Nieuwe waterweg, - benedendeel der Nieuwe Maas. Vroeger was het Brielsche Zeegat de monding der N.-M., maar door aanslibbingen in ’t begin der 18e eeuw, werd de afvloeiing van ’t rivierwater belemmerd en de scheepvaart gedwongen groote omwegen, b.v. langs Dordt, te maken om Rotterdam e. a. havens te bereiken. Na vele plannen is Caland’s ontwerp (afdamming van het Scheur, graven van een nieuwe doorgang door den Hoek van Holland naar zee) aangenomen en ± 1890 voltooid. Groote moeielijkheden veroorzaakte in het begin de plaatvorming aan de monding tusschen de twee leidammen ; maar door ijverige studie van de getijdestroomen, heeft men verkregen, dat rivierzand, enz. door den rivier- en ebbestroom weggevoerd wordt en dus baggeren weinig noodig is.
Waar men baggert, is het doel, verdere uitdieping van het bed tot 9 M. beneden Laagwater (thans 71/2 M.). Natuurlijk bevaren ook schepen van grooter diepgang het water bij vloed. Jaarlijks gaan meer dan 20.000 stoombooten uit en in, benevens zeilschepen. Het lichtschip „Maas” ligt 14 K.M. ver in zee.
