Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Michel angelo

betekenis & definitie

Michel angelo - (Buonarotti), geboren 1475 te Caprese in Toscane, gestorven 1564 te Rome. Italiaansch beeldhouwer, schilder en architect. Om de geweldige persoonlijkheid van M. A. te leeren kennen, moet men zijn kunstwerken beschouwen in verband met zijn litterarisch werk, zijn brieven en zijn sonnetten, waarin het moeilijke, ongelijke temperament en leven duidelijker wordt. Maar ook zelfs dan blijft de persoon van M. A. in vele dingen een raadsel, iemand dien men slechts kan benaderen zonder hem ooit geheel te begrijpen.

M. A. heeft zijn eerste opleiding voor schilder gehad onder Dom. Ghirlandajo te Florence, doch al spoedig trekt hem het plastische meer aan, en dit is steeds zijn voorliefde in de kunst geweest, al heeft hij op ander gebied gelijkwaardige kunstwerken tot stand gebracht. In den Medici-tuin bij San Marco was een verzameling antieke beeldhouwwerken opgesteld onder leiding van Bertoldo, die M. A.’s eerste en eenige leermeester werd en hem in kennis bracht met de Medici, die in zijn leven zoo’n belangrijke rol hebben gespeeld. Uit dezen vroegen tijd dateeren twee reliefs, de Kentaurenstrijd en de Madonna aan de trap, beide in de Casa Buonarotti. Invloed van Donatello en de antieken is hier merkbaar. Maar na een jaar in Bologna gewerkt te hebben en daarna in de zes jaren te Rome 1495—1501, waarin hij o. a. de beroemde Pietà maakte, is hij geheel zichzelf geworden en in dit laatste werk reeds de M. A., die als volkomen autodidact en kunstenaar met eigen inzicht zijn tijd overheerscht en in verbazing en bewondering zet. In de jaren 1601 en 1503 ontstaan de Madonna te Brugge en de machtige Davidfiguur (Florence, Academie), die M. A.’s roem onaantastbaar maakten. Daarna volgt een ontwerp voor de Raadzaal in Venetië, bekend onder den naam van ,,De badende soldaten”, dat nooit als fresco is uitgevoerd en slechts in enkele schetsen in prent van Marc.

Antonio en Veneziano is overgebleven. Het maakte deel uit van een serie triumfen uit den krijg tusschen Florence en Pisa. Leonardo maakte hiervoor het Ruitergevecht (de Anghiari-slag), dat eveneens verloren is gegaan. M. A.’s ontwerp maakte geweldigen indruk en werd voor de tijdgenooten een jarenlang studievoorbeeld voor het naaktfiguur. In 1605 werd M. A. door Paus Julius II naar Rome geroepen voor een grafmonument. Dit werk werd voor M. A. een lijdensgeschiedenis. Nadat in den loop der jaren tot tweemaal toe het ontwerp gewijzigd en gereduceerd moest worden, is het monument ten slotte in 1646 met helpers gebouwd. Van Michel Angelo persoonlijk zijn slechts de machtige figuur van Mozes en de figuren van Lea en Rachel.

Het is duidelijk, dat de Mozesfiguur niet aldus bedoeld was in de nis, waarin hij nu is geplaatst. In het oorspronkelijk ontwerp van 1612—1616 moest hij staan als hoekfiguur in de bovenverdieping. Nochtans blijft M. A.’s bedoeling onaantastbaar en het kunstwerk zoodoende ongedeerd. Figuren als de Slaven, de Overwinnaar en de Apollo waren eveneens voor dit monument bestemd, doch zijn er nooit geplaatst, en trouwens ook niet geheel afgewerkt, zooals dat zoo dikwijls bij M. A. het geval is, wanneer hij niet onder den druk der opdrachtgevers werkte. In 1508 begon hij in opdracht van den Paus aan de plafondschildering voor de Sixtijnsche kapel. Hier bestonden fresco’s van Botticelli, van Pinturicchio. Hij ontwierp het Scheppingsverhaal in de bogen, ter weerszijden omgeven door figuren van jongelingen, propheten en sibyllen. Later, in 1534, toen Paus Clemens VII hem aan den koorwand nog een fresco opdroeg, heeft hij enkele 15de-eeuwsche fresco’s en ook eenige zijner schilderingen opgeofferd om daar het Laatste Oordeel aan te brengen, dat in 1641 voltooid werd en een van de diepzinnigste en grootste werken is geweest, die M. A. heeft gewrocht.

Vóór dezen arbeid valt dan nog een van M. A.’s prachtigste werken: de Medicigraven in de Sacristie van San Lorenzo te Florence. Reeds in 1521 in opdracht van kardinaal Giulio de Medici begonnen, heeft dit werk ook steeds geleden door oorlogen en twist met de Medici, enz. enz., totdat M. A. het voor goed ontvlood in 1534. Van het reeds bestaande is toen de tegenwoordige opstelling tot stand gekomen. In de nissen van een architectonisch ingedeelden wand zitten de figuren van Lorenzo (il pensiero) en van Giuliano de Medici, op de sarcophagen de figuren van Dag en Nacht, Morgen en Avond ; een geheel nieuwe vondst van M. A., dien de traditioneele figuren der deugden aan de Grafmonumenten niet inspireeren konden. Men meent tegenwoordig deze figuren als Christelijke voorstellingen te mogen interpreteeren en brengt ze in verband met de Ambrosiaansche Hymnen der Vesper- en Morgendiensten. Ten slotte moet zijn werkzaamheid als architect genoemd worden. Behalve den bouw van de Bibliotheca Laurenziana, de sacristie van San Lorenzo te Florence en vele kerkfassaden, waaraan M. A. zijn raad en daad gegeven heeft, blijft toch als hoofdmonument de afwerking van de St. Pieter te Rome, waaraan hij in 1547 begon.

M. A. verwierp het bouwplan van Sangallo en ontleende de afwerking grootendeels aan het oorspronkelijk plan van Bramante, dat hij in vereenvoudigden vorm weer op het tapijt bracht, en begon bovendien met den bouw van den koepel, die kwam te staan boven den nog altijd als gelijkarmig kruis gedachte kerk. M. A. heeft de voltooiing hiervan niet meer beleefd, doch in 1590 is de koepel naar zijn ontwerp gesloten. Autodidact als M. A. was, heeft hij evenmin leerlingen of een school gevormd. Wel heeft hij een aantal helpers gehad, die in zijn geest trachtten te werken. Een van zijn meest geliefde volgelingen is Tiberio Calcagni, terwijl voor de schilderkunst moeten genoemd worden Daniele da Volterra en Sebastiaan del Piombo, voor de beeldhouwkunst Giov. Angelo Montorsoli, Raffaelle da Montelupo en Guglielmo délia Porta. Doch zijn kunst heeft op het nageslacht niet ingewerkt.

M. A.’s verschijning is te beschouwen als een groot gebeuren in de geschiedenis der beeldende kunsten, dat ondanks alle roem en bewondering der kunstenaars toch in hen geen navolging vinden kon, omdat hun krachten daartoe te kort schoten. In genialiteit, scheppende fantasie en artistiek kunnen staat hij op een hoogte, die slechts een enkele maal in de eeuwigheid rveer opnieuw kan worden benaderd. In de 20e eeuw is Rodin daar het voorbeeld van — Litt. der tijdgenooten : Vasari, Vita dei pittori; Condivi, Vita di Michel Angelo. Later : H. Wölfflin, Die Jugendwerke des Michelangelo (1891) ; Carl Frey, Die Dichtungen des Michelangelo Buonarottii (1897) ; H. Wölffin, Die klassische Kunst, (1898) ; C. Justi, Michelangelo (1900) ; id., Neue Studiën zu Michelangelo (1909), enz., enz. De nieuwere litteratuur te vinden o. a. bij A. E. Brinckmann, Michelangelo Buonarotti als Bildhauer (in het Handbuch für Kunstwissenschaft ; ook apart verschenen). Voor de monumenten te Rome zie Gustave Geffroy in Les Musées l’Europe : Rome, Le Vatican, Michel Ange, La Chapelle Sixtine.

< >