Meyer (lodewijk) - Ned. letterk., geb. in 1680, studeerde te Leiden Philosophie en medicijnen en promoveerde in 1669. Had eerst piëtitische neigingen (hij berijmde de „Imitatio” van Thomas a Kempis), werd later meer rationalistisch. Was ook taalkundige, bezorgde in 1654 den tweeden druk van Hofmans „Nederlandtsche Woordenschat”. Zijn grootste belangstelling had echter het tooneel, waaraan hij zich zijn heele leven wijdde.
Zijn eerste stuk was: De Looghenaar (naar Corneille, 1658), verder schreef hij: Ghulde Vlies (1664), Verloofde Koninksbruidt (voltooid in 1665). Van dit soort spelen met kunst en vliegwerk keerde hij zich echter af om een vurig aanhanger te worden van het Fransche tooneel. Hij was ondertusschen schouwburgregent geworden, maar werd wegens zijn heerschzuchtigheid uit het college gezet. Toen stichtte hij het dichtgenootschap „Nil Volentibus Arduum”, dat vooral de Fransche tooneelspelkunst propageerde en de klassieke eenheden handhaafde. Na jarenlangen heftigen strijd tegen de schouwburgregenten kreeg Meyer ten slotte zijn oude plaats terug (1677).