Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mande

betekenis & definitie

Mande - dikwijls ten onrechte Mandingo genoemd, een West-Soedaneesche volkerengroep, tevens taalfamilie in Opper-Guinea, waartoe behalve de Mande in engeren zin ook de Bambara aan den bovenloop van Senegal en Niger, de Soesoe in de Rivière du Sud en de Wey in Liberia behooren. De M. tellen ettelijke millioenen en hebben een belangrijke rol gespeeld in de oudere geschiedenis van Westelijk Soedan. Reeds omstreeks 300 n. C. stichtten vreemde stammen, Berbers wellicht, het rijk Ghanata of Ghana ten N.W. van den Boven-Niger. De bevolking van dit rijk bestond grootendeels uit M. Het heeft bestaan tot het begin der 13e eeuw, toen het door de Soesoe vernietigd werd.

Omstreeks dezen tijd stichtten de M. zelf het rijk Melle, ten O. van Ghanata (rond Timboektoe), dat zich tot omstreeks het midden der 15e eeuw kon handhaven. Nog verscheidene andere M.-staten hebben, in verschillende streken van West-Soedan, korteren of langeren tijd bestaan. De laatste is pas in 1898 ten onder gegaan. Tegenwoordig heeft het groote M.-volk geen politieke beteekenis meer. De anthropologische verwantschapsbetrekkingen der M. zijn, evenals trouwens die van de meeste Soedaneesche volken, nog verre van duidelijk (zie ook AFRIKA).

< >