Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Malebranche

betekenis & definitie

Malebranche - (Nicole), Fransch wijsgeer, 1638—1716, trad in 1660 toe tot de Congregatie van het Oratoire, een vereeniging van mannen, die teruggetrokken levend, door de Jezuïeten bestreden, een verzoening van wetenschap en kerkleer nastreefden en Augustinus en Plato bestudeerden, in plaats van Thomas en Aristoteles. De lectuur van Descartes’ Traité de l’Homme bracht M. tot de studie van dezen wijsgeer, en verder van de filosofie, wiskunde en fysiologie. In 1676 verscheen zijn hoofdwerk Recherche de la Vérité (waarvan hij zelf nog zes edities beleefde), in 1688 Entretiens sur la Métaphysique et sur la religion. Verder schreef hij nog Traité de la nature et de la grâce, religieus-theologische opstellen (o. a. Méditations chrétiennes) en publiceerde zijn strijdschriften tegen Arnauld (4 dln. 1709).

M., teer en ziekelijk van lichaam, bereikte door strenge leefwijze een hoogen ouderdom. Hij stierf, naar men zegt, tengevolge van een opwindend gesprek met den Engelschen wijsgeer Berkeley. M.’s werken zijn (hoewel niet volledig) door Jul. Simon in 4 dln. uitgegeven (1871). —Bij M. evenals bij (den door hem als atheïst verafschuwden) Spinoza verbindt zich rationalisme en mystiek. Volgens hemzelf ziet Sp. God in het heelal, hij, M., daarentegen het heelal in God. Door Descartes was M. overtuigd, dat wij, zonder het metafysische wezen der ruimtedingen te kennen, van hun fysische natuur strenge wetenschap hebben. Het wezen der natuurdingen bestaat in quantitatieve relaties, uitgedrukt in wetten.

Deze wetten zijn het, die de veranderingen in de ruimtewereld bewerken, niet de dingen. Maar waaraan ontleenen die wetten hun werk-vermogen? Aan den constanten, zich gelijk blijvenden wil Gods. De werkelijkheid lost zich op in een samenhang van Ideeën. Er bestaat geen onafhankelijk stoffelijk zijn. In de leer van de verhouding tusschen lichaam en geest stemt M. overeen met het reeds vóór hem ontwikkelde occasionalisme (zie GEULINCX). Vgl. OlléLaprune, La Phil. de M. (1872); Novaro, Die Phil. des M. (1893).