Lüneburger-Heide - landrug tusschen de Beneden-Elbe en Wezer-Aller, laatste deel van den onvruchtbaren rug, die van het Tarnowitzer plateau naar de monden van Elbe en Wezer loopt. De L.-H. is 150 M. hoog, ’t hoogste punt 171 M. De diepe dalen liggen maar weinig boven zee. In ’t N. is de L.-H. nogal heuvelachtig, naar ’t Z. vlak; ze loopt naar alle zijden langzaam af. Door den zand- en grindbodem zakt de regen (70 c.M. per jaar) snel weg naar de dalen en vormt daar veen- en moerasgrond, terwijl op den rug heide overweegt met een enkele berk en jeneverbes en als een enkele maal er leem is, beuken en eiken.
Dennen worden den laatsten tijd veel aangeplant. Door bodemverbetering en bevloeiïng gaat de landbouw sterk vooruit, maar heide, bijen- en schapenteelt achteruit; reeds heeft men ook runderen, paarden en varkens. Toch wonen er nog slechts 25 menschen per K.M.2