Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lombok

betekenis & definitie

Lombok, - een der kleine Soenda-eilanden, tusschen 8° 12' en 9° 1' Z. B. en 115° 46' en 116°, 40' O. L., met een oppervl. van ± 5000 K.M.2 en een bevolking (uit. 1914) van ± 470.000 zielen, w.o. ruim 1000 Chin., ± 500 Arab. en andere Vr. Oosterl. en ± 75 Europ. Het vormt een afd. der res. Bali en L. en is verdeeld in de onderafd.

West-, Midden- en O.-Lombok. De Inl. naam is Sasak, de Baliërs noemen het ook Sélaparang. Van Bali is het door straat L., van Soembawa door straat Alas gescheiden. Anders dan de bestuursindeeling is de geografische en geologische: een Z.-lijk deel, in hoofdzaak van midden-tertiaire vorming, bestaande uit een heuvellandschap, meest niet boven 150 M. en zijn hoogste punten, ruim 700 M. bereikende in het Maredje-geb.; het N.-lijk deel, van jong-vulkanischen oorsprong, waarvan het midden wordt ingenomen door den Rindjani of Piek van Lombok, 3775 M. hoog, met het kratermeer Sĕgarĕ Anak, welks spiegel op 1975 M. hoogte ligt. Tusschen deze beide deelen strekt zich een Z.O.-N.W. loopende vlakte uit van gemiddeld 5 K.M. breedte, door den Goenoeng Sasak en een uitlooper van den Rindjani in tweeën verdeeld; de vlakte van Mataram of Tjakra-Nĕgara in het N.W., en de vlakte van Praja of Batoe Djai. De laatstgenoemde vlakte heeft gebrek aan bevloeiïngswater en is derhalve niet zeer vruchtbaar in tegenstelling met de N.W.-lijke ruim van water voorziene en geheel in cultuur gebrachte vlakte. Het voornaamste voortbrengsel van L. is rijst, waarvan de opbrengst zoo groot is, dat meestal een uitvoeroverschot overblijft; de rijst wordt meest op sawah’s verbouwd, voorts komen er koffie, suiker, mais, katjang, enz. voor, terwijl voor den oorlog veel tabak werd verbouwd. — Tijgers en grootere wilde dieren komen op L. niet voor; de Australische fauna doet zich hier reeds kennen door de aanwezigheid van vele soorten papegaaien en parkieten. — De bevolking bestaat uit Baliërs in het W., Sasaks in het M. en O. van het eil.; in enkele dorpen heeft men nog een ander bevolkingselement, de Bodha’s; zie op deze drie namen. — De voornaamste plaatsen van L. zijn: Ampenan aan Straat Lombok, de meest bezochte havenplaats; aan den weg van hier naar Laboean Hadji en Pidjoe aan de O.-kust liggen: Mataram, Tjakra Nĕgara, Marmada en Batoe Klian. Mataram was de zetel van den vorst, die ook vaak verblijf hield in het vlakbij gelegen Tjakra Negara; Marmada was een der vorstelijke lustverblijven.

Mataram, tijdens den oorlog van 1894 geheel verwoest, is sedert geheel anders herbouwd; het is nu de standplaats van den Ass.-Resident van L. en den Controleur van West-L. — Toen in 1674 de O.I. Comp. het eerst met het eil. in aanraking kwam stond het nog geheel onder heerschappij van den vorst van Soembawa; weldra deden de Baliërs pogingen het eil. onder hun gezag te brengen en omstreeks 1740 was hun dit geheel gelukt, zoodat van dien tijd de heerschappij der Hindoe-Baliërs over de Mohamm. Sasaks dateert. Tot ongeveer het midden der vorige eeuw bleef het Balische rijkje Mataram, dat de andere Balische staatjes op L. overwonnen had, een onderhoorigheid van het rijkje Karang-Asĕm op Bali, maar wegens aan het Gouv. betoonde hulp tijdens de Bali-expeditie in 1849 ontving Mataram Karang-Asĕm als wingewest, dat door een der verwanten van den vorst als stedehouder bestuurd werd. De Sasaks werden met strenge hand geregeerd en, bepaaldelijk omstreeks 1890, door de Balische poenggawa’s (districtshoofden) zóó onderdrukt, dat het Gouv. den tijd gekomen achtte om in te grijpen, hetgeen tot de Lombok-expeditie (zie ald.) van 1894 leidde. Nadat geordende toestanden op het eil. teruggekeerd waren en ons bestuur er gevestigd is, is L. buitengewoon snel vooruitgegaan, zoodat het thans een der welvarendste streken van den Archipel is.

Ten aanzien van het Inl. bestuur is scheiding gemaakt tusschen Baliërs en Sasaks; over de laatste zijn 12 districtshoofden gesteld, en een zelfde aantal over de Baliërs, die daarboven nog een algemeen hoofd hebben. — Litt.: Tijdschr. Batav. Gen. Dl. 22, J. Jacobs, Eenigen tijd onder de Baliërs; Neeb en Asbeck Brusse, Naar Lombok; Bijvanck in „de Gids” 1894 en 1895; Dr. Joh. Elbert, Die Sunda-Expedition.