Kruidnagelen, - de bloemknoppen van Eugenia caryophyllata, een tot 12 M. hooge boom, behoorende tot de familie der Myrtaceeën, die in de Molukken inheemsch is, maar thans in de tropen vrij algemeen wordt gekweekt. De boom heeft een fraaie ronde kroon, indien men hem laat doorgroeien; meestal Iaat men hem echter niet hooger worden dan 5 M. De tegenoverstaande bladeren hebben doorschijnende olieklieren, die een sterk riekende olie bevatten. Dergelijke klieren vindt men ook in andere deelen van de plant. De langwerpige bloemknoppen hebben 4 kelkslippen, 4 kroonbladeren en een groot aantal meeldraden.
Het vruchtbeginsel is onderstandig. Bij den bloei wijken de kelkbladeren van elkaar en vallen de 4 witte kroonbladeren te zamen als een kapje af, zoodat de open bloem nooit kroonbladeren bezit. Het rijkst aan olie zijn de bloemknoppen, en deze worden dus als kruidnagelen in den handel gebracht. Ze zijn in verschen toestand rood van kleur. Het gebruik als specerij is reeds zeer oud. De Chineezen kenden ze al in de 3de eeuw v. C. ; tijdens den Romeinschen keizertijd kwamen ze al aan de Middellandsche Zee. Ze werden toen door Maleische scheepvaarders naar Ceylon gebracht, van daar door Indische handelaars naar de havens van de Roode Zee, om ten slotte over land Alexandrië te bereiken, van waar ze als kostbare artsenij in den Westerschen handel kwamen. Marco Polo was de eerste Europeaan, die ze in 1272 op de Soenda-eilanden zag groeien.
Daar, in het bijzonder op de Molukken, is het vaderland van den boom. Na de ontdekking van den zeeweg naar Indië, kregen de Portugeezen het monopolie van den kruidnagelhandel en hielden dit tot 1621, toen de Molukken in handen kwamen van de Nederlanders, die het tot 1796 behielden, zij het nog met groote moeite en met behulp van tal van dwangmaatregelen, waaronder verplichte uitroeiing van alle boomen buiten de eilanden Ambon en Saparoea. In 1770 gelukte het den Franschen met twee kleine schepen zaden en plantjes naar Mauritius over te brengen, van waar de cultuur zich spoedig verbreidde over Réunion, de Seychellen, Bourbon en Cayenne. Na de verovering van Mauritius door de Engelschen werd de plant ook naar de kust van Malakka, Java en Sumatra gebracht en in 1793 door een Arabier van Mauritius naar Zanzibar overgebracht. Daar ontwikkelde de kultuur zich het best, zoodat thans Zanzibar en het eilandje Pemba de grootste hoeveelheid k. voor den wereldhandel leveren, ofschoon de k. van Ambon nog steeds voor beter doorgaan. Ambon en Saparoea voeren jaarlijks gemiddeld 100 ton k. uit, die via Singapore naar Nederland worden verscheept. Een klein deel gaat naar de Vereenigde Staten van Amerika.