Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Krijgstucht

betekenis & definitie

Krijgstucht, - de eigenaardige tucht, welke onder het krijgsvolk, zoowel in tijd van vrede als in tijd van oorlog, wordt gehandhaafd. Waar in elke maatschappij, in eik gesticht, in elke onderneming, waar onder leiding van één of meer personen wordt samengewerkt en een trapsgewijze ondergeschiktheid bestaat, orde en tucht (discipline) moet heerschen, wil er geen chaos en verval ontstaan, is dit — met het oog op de bijzondere taak, die zij te vervullen hebben — zeker in de eerste plaats noodig bij leger en vloot, draagt de tucht hier een zeer bijzonder karakter en wordt aan eiken meerdere een zekere macht over zijn minderen toegekend. Het hooge belang, dat het onderhouden van een goede krijgstucht heeft, maakt het noodig, dat strenge maatregelen moeten kunnen worden genomen om haar te handhaven. § 1 van het Reglement van krijgstucht of discipline voor het krijgsvolk te Lande geeft een bepaling en omschrijving van de k. Tegen de hierin voorkomende uitdrukking „volstrekte lijdelijke gehoorzaamheid” is in de laatste jaren van zekere zijde protest aangeteekend.

Vooral bij de Duitsche krijgsmacht heerscht een zeer strenge k., die nu en dan tot misbruiken aanleiding schijnt te geven (mishandeling van minderen). Het onderhouden van een goede krijgstucht vordert, dat elke meerdere zich ervan bewust moet zijn dat hij een goed gebruik moet maken van de hem gegeven macht, d. w. z. dat hij, zoo dit noodzakelijk blijkt, krachtig en zelfs zeer krachtig moeten weten op te treden, maar daarentegen door tact, persoonlijk optreden en een goed voorbeeld de discipline moet weten te handhaven, ook zonder straffen op te leggen.