Koelteer, - het vloeibare condensatieproduct, dat ontstaat bij de afkoelende reiniging van het ruwe lichtgas der gasfabrieken (zie GASBEREIDING). Zij vormt een donkerbruine tot diep-zwarte, meestal betrekkelijk strooperige vloeistof, welker eigenschappen zeer sterk afhankelijk zijn van de wijze van werken der gasfabriek, waarbij ze is ontstaan. Men onderscheidt dan ook in den handel scherp de gewone k.-soorten, welke ontstaan bij de destillatie van gaskolen in de oude horizontale en hellende retorten, en de tegenwoordig meer en meer geproduceerde teer der meer moderne ovens. De eerste is steeds zwart, bevat meestal veel water (10-30%), dat zich desnoods door centrifugeeren laat verwijderen, en veel „vrije koolstof”, d. w. z. koolstof of hoog-koolstofhoudende producten, welke zich door eenvoudige filtratie der met benzol verdunde k. laten afscheiden (15-35%).
Deze vrije koolstof draagt veel bij tot het hooge rendement aan pek, dat bij de destillatie van deze soort k. wordt verkregen. Het s. g. van deze soort loopt van 1,10-1,25. Daartegenover staat de meer moderne teer der verticale retorten en kamerovens, en de watergasteer. Zij bevat meestal slechts 2-5% water, schuimt bij de destillatie daardoor veel minder, en levert weinig pek wegens een laag gehalte aan vrije koolstof (5-10%). Hun kleur is donkerbruin tot zwart, het s. g. 0,95-1,10.
Vroeger werden zij lager, tegenwoordig zeer veel hooger betaald, dan de oude soort. De beste kwaliteiten worden onmiddellijk als carbolineum gebruikt. Verreweg de meeste k. gaat naar de teerdestilleerderijen, om te worden verwerkt op pek en teerdestillaten. Een klein gedeelte wordt gebezigd voor het teren van hout en voor stookdoeleinden. De jaarproductie van Nederland bedroeg vóór den oorlog rond 75.000 ton per jaar, thans aanzienlijk minder.