Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kobalt

betekenis & definitie

Kobalt - scheikundig element, symbool Co, atoomgewicht 58,6, in zuiveren toestand het eerst door Brand in 1735 als metaal bereid, waarvan hij de moeilijke smeltbaarheid en magnetische eigenschappen vond. In verbindingen in de Oudheid reeds o. a. tot het kleuren van glas gebruikt. De naam wordt bij Basilius Valentinus Paracelsus en Agricola gebruikt voor ertsen, die uiterlijk veelbelovend, bij verwerking geen metalen gaven. Kobalt komt in de natuur voor gedegen, en voorts als k.sulfide, k.arsenide, k.sulfoarsenide, k.oxyde, k.arsenaat, k.carbonaat.

Van deze verbindingen zijn de zuurstofhoudende altijd, secundair, uit de andere ontstaan. Samen met nikkel vergezelt het k. de basische stollingsgesteenten en komt voor in gangen met zulke gesteenten samenhangend; samen met zilver, bismut en kwarts vult het gangen, die samenhangen met zure stollingsgesteenten. De oxydatie dezer gangen in den dagzoom veroorzaakt concentratie zoowel van het mangaan als van het k.

en doet asboliet ontstaan. — Men wint het k.

uit k. houdende ersten, door deze samen te smelten met arseenhoudende toeslagen en verkrijgt het k. dan als een z.g. „speiss”, een k.arseenverbinding. De speiss wordt daarna langs den natten weg, door oplossen in zoutzuur, zuiveren van de oplossing met zwavelwaterstof, enz. op k.oxyde verwerkt. Het metaal zelf kan hieruit door reductie worden bereid. Het vindt echter als zoodanig weinig toepassing daar zijn eigenschappen veel gelijkenis met die van het nikkel vertoonen, dat echter veel goedkooper is. Wel is eenige jaren geleden een patent verleend aan Haynes voor een k. chroom alliage, het „stellite”, zeer hard en zuurbestendig, maar ook dit heeft nog geen toepassing gevonden. Het vrije metaal is bij voldoende zuiverheid donkerblauwgrauw, kan gesmeed, gewalst, tot draad getrokken en geweld worden. Het is harder dan ijzer en nikkel, sterk magnetisch, aan de lucht even bestendig als het laatste metaal, zoodat het gedurende den wereldoorlog, toen het nikkel voor militaire doeleinden werd vastgehouden in plaats van dit metaal tot het galvanisch bedekken van allerlei voorwerpen bijv. fietslantaarns gebruikt werd.

Bij hoogere temperatuur en in fijne verdeeling oxydeert het aan de lucht. In de warmte lost het in zwavelzuur, zoutzuur en salpeterzuur snel op onder vorming van de meest bestendige kobaltozouten. Het kan evenals ijzer een passieven toestand aannemen. Door oxydatiemiddelen kan het in de kobaltizouten, die meestal bruin of geel gekleurd zijn, worden overgevoerd. Deze neigen sterk tot de vorming van complexe zouten, de z.g. kobaltiakken.

Analytisch herkent men k. door de blauwe kleur, welke het aan de boraxparel geeft, den zwarten neerslag die met zwavelammonium ontstaat en dat in zoutzuur niet oplosbaar is, terwijl zwavelwaterstof geen invloed heeft. De indentificatie kan door het gele kristallijne neerslag van kaliumkobaltnitriet geschieden. Van de verbindingen, die voornamelijk voor het blauwkleuren van glas en email dienen, zijn van belang: het kobaltoxyd, het kobaltchloride, het kobaltnitraat, het kobaltsilicaat.

De wereldproductie is plm. 350 ton k.oxyde per jaar en de prijs omstreeks ƒ 5.— per K.G.

< >