Kědoe, - residentie in het midden van Java, bestaande uit de voormalige residenties K. en Bagelèn, die 1 Aug. 1901 vereenigd werden; hoofdpi. Magèlang. De oppervl. is bijna 5500 K.M.2, de bevolking (1917) ruim 2.713.000, ruim 3300 Europ. en ruim 17.000 (Vr. Oosterl.
Dat deel der res. dat de vroegere res. K. uitmaakte bestaat uit een geheel door bergen omsloten vallei (Prahoe, Oengaran, Sindara, Soembing, Měrapi, Merbaboe, enz.); Oud-Bagëlèn daarentegen is alleen in ’t N. bergachtig, in het Z. laag en vlak. De voornaamste rivieren zijn de Praga met haar zijrivieren, de Bagawanta en de Sěrajoe. De res. behoort tot de dichtstbevolkte van geheel Java; de gemiddelde dichtheid, 426 per K.M.2 in l905, zou voor 1917 reeds ± 600 bedragen. Tengevolge hiervan is echter het bouwgrondbezit der Inl. bevolking zeer versnipperd, en heeft ook op groote schaal ontwouding der bergen plaats gehad. Behalve cultuur van rijst zoowel op sawahs als op droge gronden, en van de gewone tweede gewassen, wordt in de hoogere streken van de afdeelingen Těmanggoeng, Wánásábá en Magělang door de Inl. bev. tabak van goede kwaliteit gekweekt.
Veel Europ. landbouwnijverheid vindt men in het gewest niet: een tweetal suikerfabrieken (Rěmboen en Poerworedjo), een 15-tal erfpachtsondernemingen (waaronder 1 groote, de Bagelèn Thee- en Kinamaatschappij) en eenige ondernemingen, die op overeenkomsten met de Inl. bev. werken. De Staatsspoorweg Batavia— Soerabaja doorsnijdt het Z. der res. en loopt langs de plaatsen Kěboemèn en Koetaardja, terwijl een zijlijn deze plaats met Poerwarědja verbindt. Behalve stoomtramwegen vindt men er uitstekende rijwegen, waaronder vooral vermelding verdient de 65 K.M. lange met schelpzand verharde weg, die van Karangbolong af tot over de grens van Djokjakarta over de duinenrij loopt, die daar de Z.-kust begeleidt, en bijna onafgebroken door een reeks désa’s voert; door het ontbreken van verschillende bruggen dient hij echter in hoofdzaak slechts voor plaatselijk verkeer. Buitengewoon rijk is het gewest aan overblijfselen uit den Hindoetijd: Boroboedoer, Tjandi Měndoet, Tjandi Pawon, Tjandi Séla Grijâ, de ruïnes op het Dieng-plateau. Administratief is de res. verdeeld in 6 afd.: Magělarg, Těmanggoeng, Poerworedjo (Poerwarědja), Kěboemèn en Wonosobo (Wánásábá).