Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Katheter

betekenis & definitie

Katheter - (Gr.), een heelkundig instrument, dat in kanalen en holten van het lichaam kan worden gebracht en voornamelijk dient om vochten af te tappen. De k. zijn buisjes, gewoonlijk aan het einde, dat in het lichaam gebracht wordt, ietwat afgerond en ter zijde van openingen (oogen) voorzien. Men heeft ten eerste k. van metaal (zilver, nieuwzilver, tin), gebogen in den vorm, dien de kanalen hebben, waarvoor zij bestemd zijn; verder k. van buigzame stoffen (hars, caoutchouc), die door een erin gestoken gebogen draad (leidsonde, mandrijn) den vorm krijgen, dien zij hebben moeten.

De organen, die het meest gekatheteriseerd worden, zijn de urineblaas, de maag, de traankanaaltjes en het inwendige oor (ook wel om vochten of lucht in te brengen). Het inbrengen van den k. (het katheteriseeren) vereischt een geoefende hand.

< >