Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kantongerecht

betekenis & definitie

Kantongerecht. - In ieder kantongerecht wordt recht gesproken door één kantonrechter, behalve in die gevestigd te Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Haarlem en Groningen, welke resp. 6, 5, 3, 2, 2 en 2 rechters kunnen tellen (zie wet van 5 Juli 1910, Stb. 181, laatstel. gew. 15 Mrt. 1919, Stb. 116, welke ook de verdeeling der kantongerechten in 3 klassen en de jaarwedden der rechterlijke ambtenaren regelt). Ook waar meer rechters zijn wordt in elke zaak slechts door één hunner recht gesproken. Zie voor de verdeeling der werkzaamheden onder hen art. 90 Regl. I. — De kantonrechters vonnissen zoowel in burgerlijke als in strafzaken.

Zij zijn slechts bevoegd in zaken, welke de wet hun uitdrukkelijk opdraagt. Zij nemen kennis, zoo in burgerl. als in handelszaken, zonder hooger beroep, indien de vordering niet meer beloopt dan ƒ 50, en behoudens beroep, indien zij niet meer beloopt dan ƒ 200: 1) van alle louter personeele vorderingen; 2) van alle vorderingen tot betaling van renten, huren en pachten, benevens van interessen of gedeelten van inschulden, zelfs in geval de rente, de huur, de pacht of de hoofdsom der inschuld meer dan ƒ 200 bedraagt, mits de rechtstitel niet worde betwist (art. 38 R. O.). — Zij nemen, insgelijks zonder hooger beroep, indien de vordering niet meer dan ƒ 50 beloopt, en behoudens beroep tot welke som de vordering zich mocht uitstrekken, kennis: 1) van burgerl. rechtsvorderingen tot vergoeding van schaden, hetzij door menschen, hetzij door dieren, toegebracht aan land, houtgewas, boom-, tuin- of veldvruchten; 2) van zoodanig herstel aan huizen, woningen, gebouwen en pachthoeven als volgens de wet ten laste van den huurder komt; 3) van alle vorderingen betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst of tot een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld bij art. 1637n B. W. (art. 39 R. O.). — Zij nemen kennis van burgerl. vorderingen ter zake van mondelinge beleediging, zonder hooger beroep, indien de gevraagde betering zich blootelijk bepaalt tot een geldsom ƒ 50 niet te boven gaande, en behoudens beroep tot welke hoogere som de gevraagde betering moge loopen, of ook in alle gevallen, waarin, nevens of in de plaats van eenige geldsom, een verdere eisch tot betering mocht gedaan zijn (art. 40 R. O.). — Zij nemen insgelijks, behoudens hooger beroep, kennis van de vorderingen tot ontruiming van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders, zonder onderscheid van het bedrag der huur, indien de huurder geen schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur te berde brengt en in gebreke blijft het perceel te ontruimen. De bovenstaande bepaling is ook toepasselijk op pachthoeven, landerijen, tuin- en andere gronden, mits de huur, over het jaar gerekend, of de waarde van dien, niet meer dan ƒ 200 bedrage (art. 41 R. O.). — Zij nemen mede kennis van de rechtsvorderingen tot ontbinding van huur van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders, en ook van pachthoeven, landerijen, tuin- en andere gronden en dientengevolge van ontruiming daarvan, ter zake van wanbetaling der huurpenningen, zonder hooger beroep, indien de huur, over het jaar berekend, niet meer dan ƒ 50, en behoudens beroep indien zij niet meer dan ƒ 200 bedraagt (art. 42 R. O.). — In alle geschillen, welke voor dading of compromis vatbaar zijn en in welke partijen zich voor een kantonrechter te hunner keuze, doch binnen het arrondissement, aanmelden en zijn beslissing inroepen, zal deze van hun geschil moeten kennis nemen, welke ook de aard van het geschil en de waarde van het betwiste voorwerp zij. In dat geval zal de kantonrechter altijd wijzen in het hoogste ressort, ten ware partijen in zaken aan hooger beroep onderworpen, dat beroep hadden voorbehouden (art. 43 R.O.). — De kantonrechters vonnissen over strooperij, bedoeld bij art. 314 Sr. en over alle overtredingen, waarvan de kennisneming niet aan een anderen rechter is opgedragen. Hunne vonnissen zijn aan hooger beroep onderworpen, met uitzondering van de gevallen, dat geene andere straf is bedreigd dan geldboete van ten hoogste ƒ 25. Zij nemen insgelijks kennis van de vordering tot vergoeding van kosten en schaden, ten behoeve der beleedigde partij, wanneer die vordering ƒ 50 niet te boven gaat; gaat ze dit bedrag te boven, zoo moet ze bij een afzonderlijke actie bij den daartoe bevoegden burgerl. rechter vervolgd worden (art. 44 R. O.).— De relatieve bevoegdheid van den kantonrechter is geregeld in artt. 97 en 98 Rv. voor burgerl., in artt. 22, 24bis en 26 Sv. voor strafzaken. De procedure is geregeld voor burgerl. zaken in artt. 97-125f Rv. (zie voor handelszaken ook art. 321 Rv.), voor strafz. in artt. 252-258 Sv. — Beroep in cassatie van vonnissen van den kantonr., in burgerl. zaken gewezen, is, behalve wanneer zij alleen strekken in het belang der wet, slechts ontvankelijk wegens onbevoegdheid of overschrijding van rechtsmacht of ter zake, dat ze de gronden niet inhouden, waarop ze zijn gewezen of niet met open deuren zijn uitgesproken (art. 99 R. O.). Ook request civiel staat slechts in enkele gevallen open (art. 397 Rv.). Zie voor gratis-admissie bij kantongerecht-procedures art. 871 Rv.

< >