João - (Johan), naam van verschillende koningen van Portugal.
J. I, halfbroeder van Ferdinand, trad na diens dood in 1383 op als leider van de nationale partij, die zich verzette tegen de pogingen van Juan van Castilië, om zich van de regeering van Portugal meester te maken. Na eerst benoemd te zijn tot defensor (Dec. 1383) werd hij in 1385 tot koning uitgeroepen. Hij gaf belangrijke voorrechten aan Lissabon en Porto en gaf aan de Cortes ’t recht mee te mogen beslissen over ’t verklaren van oorlog en ’t sluiten van vrede. Onder hem werd Lissabon zetel van de regeering en werden de grondslagen van ’t Portugeesche wetboek gelegd door den kanselier João das Regras, die de Port. wetten verzamelde en een vertaling maakte van de Justinianesche codex. De handel begon zich te ontwikkelen en ontdekkingstochten werden er ondernomen. Zoo werden ontdekt Porto Santo en Madeira in 1420, de Azoren in 1431 en begon men met toebereidselen om Kaap Bojador om te zeilen. Voordat deze tocht plaats had stierf J. in 1433.
J. II (1481—1495) volgde in 1481 zijn vader Alfonsus V op. Zijn binnenl. politiek was gericht op versterking van de kon. macht, waardoor hij kwam te staan tegenover den adel, die geleid werd door den hertog van Bragansa en na diens dood in 1483 door den hertog van Visen, zwager van den koning. Door krachtig optreden, waarbij de koning zich niet ontzag zijn zwager eigenhandig te vermoorden, wist hij de oppositie te bedwingen. Door hem werden de pogingen om den weg naar Indië te vinden voortgezet. Al terstond na zijn troonsbestijging liet de koning den Duitscher Behaim komen om met hem ’t vraagstuk te bespreken, hoe men bezuiden den evenaar zijn richtpunt moest nemen, daar de Poolster dan onzichtbaar was. Behaim vervaardigde kaarten, waarop in 1482 door Diego Cam met Behaim de tocht ondernomen werd naar ’t Zuiden, waarbij men kwam tot den mond van de Congo. Hierop voer Vasco da Gama uit in 1486, die het bracht tot K. de Goede Hoop, gelijk de koning deze kaap, waaraan da Gama den naam Stormkaap had gegeven, liet noemen. De koning trof nu voorbereidingen voor den tocht naar Indië.
Hij gaf opdracht aan zijn officieren Pedro da Cavilhan en Alfonso da Paiva om via Cairo—Aden te reizen naar Indië, daarna naar de Westkust van Afrika en verslag te doen over deze reizen. Paiva heeft hieraan voldaan. Hij bezocht Calicut en Goa en ging vandaar naar Sofala, van waar hij door Abessynië terug wilde keeren. Gevangen gehouden in Abessynië wist hij echter zijn rapport aan den koning te doen toekomen. Bezig met ’t nemen van voorbereidende maatregelen voor den tocht naar Indië stierf J. II aan een langdurige ziekte in 1495. Met hem stierf ’t geslacht van J. I uit.
J. III (1521 —1557) volgde in 1521 zijn vader Emanuel den Groote op. Onder hem ging ’t rijk achteruit. De beste elementen waren geëmigreerd naar Indië en de plattelandsbevolking trok naar de steden, zoodat ook de landbouw achteruit ging. Vervolging van Mooren en Joden veroorzaakte achteruitgang van industrie en handel. Op godsd. gebied ging J. er toe over de inquisitie in te voeren. In zijn buit. pol. was J. niet gelukkig. Naar ’t voorbeeld van zijn vader zich nauw aansluitende bij Spanje, steunde hij Karel V bij diens ondernemingen tegen de Mohammedanen, maar spande hij zich niet in de bezittingen in Marokko te handhaven, zoodat deze voor Portugal verloren gingen. Hij stierf in 1557.
J. IV, geb. 1604, behoorende tot het geslacht Bragansa, werd door zijn vrouw Luiza de Guzman aangezet om zich aan ’t hoofd van de nationale partij te plaatsen ten einde Portugal van de Spaansche heerschappij te bevrijden. Met moeite gelukte het haar J., die slechts voor muziek en jacht liefhebberij had, hiertoe te bewegen. Met steun van Frankrijk wisten de samenzweerders zich van Lissabon meester te maken en werd J. tot koning uitgeroepen (1640). Daar de Spaansche regeering de handen vol had met den opstand in Catalonië, kreeg J. tijd om zich voor de verdediging uit te rusten, waarbij hij den steun kreeg van Holland en Frankrijk. Een Fransch-Holl. vloot onder de Brizi en Gylfels nam op zich Lissabon van de zeezijde te beschermen (1641).
Nadat een samenzwering tegen ’t leven van J. verijdeld was en de Spanjaarden bij Montigo door Albuguergen verslagen waren (1642), was de nieuwe regeering gevestigd. Met Holland kwam men spoedig in conflict, daar de Portugeezen hun koloniaal gebied in Indië en Z.-Amerika wilden terughebben. Het gelukte hun Brazilië te heroveren, maar de Ind. bezittingen bleven in handen van de Hollanders. J. stierf in 1656.
J. V (1706—1750) volgde in 1706 zijn vader Pedro II op. Onder den invloed van de geestelijkheid staande, besteedde hij de opbrengst der belastingen voor het bouwen van kerken en kloosters (b.v. ’t klooster Mafra). Bovendien gaf hij groote sommen uit voor ’t beloonen van kunstenaars, die hij aan zijn hof riep, zoodat er betrekkelijk niets overbleef voor werken van algemeen nut. Tot belooning van zijn godsvrucht kreeg hij van den paus den titel van rex fidelissimus. Daar Portugal onder Pedro II door Engeland in den Spaanschen Successie-oorlog was meegesleept (zie METHUEN VERDRAG), was J. genoodzaakt te strijden tegen de Spanjaarden en de Franschen.
Bij Almanza (1707) en Caia (1709) leden de Portugeezen zware nederlagen, terwijl de Franschen in 1711 Rio de Janeiro bezetten. Met steun van Engeland kreeg Portugal in 1713 een rectificatie van de grenzen van zijn gebied in Zuid-Amerika. Bij den vrede met Spanje (1715) werden de banden tusschen dit land en Portugal nauwer aangehaald door ’t huwelijk van Ferdinand, den zoon van Philips V, met J.’s dochter Maria Josepha en dat van J.’s zoon José met de Sp. infante Marianna Victoria. Sedert 1742 was J. wegens ziekte buiten staat de regeering te voeren. Hij stierf in 1760.
J. VI, tweede zoon van Maria I en Pedro III, bestuurde, toen zijn moeder Maria I wegens krankzinnigheid buiten staat was de regeering te voeren, als regent Portugal (1792). Zonder bekwaamheid stond hij onder den invloed van de geestelijkheid, die hem scherp deed optreden tegen allen, die verdacht werden sympathiek te staan tegenover de ideeën der Fransche Revolutie. In 1793 sloot hij met Spanje ’t verbond van Aranjuez, waarbij hij zich verplichtte deel te nemen aan den oorlog tegen Frankrijk. Toen Spanje in 1795 vrede had gesloten met Frankrijk moest Portugal niet alleen den oorlog voortzetten, maar zag het ook Spanje tegenover zich, dat in 1796 bij ’t verdrag van San Ildefonso met Frankrijk was overeengekomen Portugal te deelen. Met Eng. hulp konden de Portugeezen zich handhaven. Tevergeefs beproefde Nap. J. over te halen de zijde van Engeland te verlaten. De Spanj. maakten zich meester van de steden Olivença, Juromenha en Campo Mayor en noodzaakten Portugal tot den vrede van Badajoz (1801), waarbij Olivença in ’t bezit van de Spanj. bleef.
Nap. besloot nu met Portugal af te rekenen. Als J. weigert Eng. den oorlog te verklaren, sluit hij met Godoy, den Sp. minister, het verdrag van Fontainebleau, waarbij Portugal zal verdeeld worden (1807), waarop Fransche troepen ’t land binnenrukken. J. en de kon. familie verlaten nog, voordat Junot met zijn Fransch leger Lissabon bezet, de hoofdstad en vertrekken naar Brazilië, terwijl hij ’t bestuur van Portugal in handen stelt van een regentschapsraad, die ook, nadat de Franschen verdreven waren (1811) en J. koning was geworden (1816), met ’t bestuur belast bleef, daar J. er niet aan dacht Brazilië te verlaten. Ook de Engelschen behielden invloed in Portugal. Een beweging ontstond er in dit land, die ten doel had een eind te maken aan het react. bestuur van den regentschapsraad en den invloed der Eng. In 1820 kwam deze beweging tot een uitbarsting; de regentschapsraad werd afgezet en de Eng. werden verdreven.
Nadat de Cortes waren bijeengeroepen ging men over tot ’t uitvaardigen van een liberale constitutie (1821). J. keerde nu terug naar Portugal, waar hij de constitutie moest bezweren. Een contra-revolutie brak uit in 1823 onder leiding van koningin Carlotta en haar zoon Miguel. Met moeite ontsnapte J. aan de Miguelisten. ’t Dipl. korps kwam nu tusschenbeide en herstelde het gezag van J., die nu Miguel en verschillende van diens aanhangers verbande. In 1824 keerde hij naar Brazilië terug, waar hij in 1826 stierf.