Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Joas

betekenis & definitie

Joas - 1) koning van Juda (836—797 v. Chr.), zoon van Ahazia, opvolger van zijn grootmoeder Athalia. Toen deze zich meester maakte van den troon (842) en alle nakomelingen van David vermoordde, werd alleen J. gered door zijn tante, en 6 jaar lang in den tempel verborgen. Met hulp van de lijfwacht liet de hoogepriester Jojada den 7-jarigen J. tot koning uitroepen; Athalia werd omgebracht, de Baäldienst in Jeruzalem uitgeroeid.

Tijdens Jojada’s leven bevorderde J. de belangen van den Jahwedienst. Aan Hazaël van Damaskus moest J. de stad Gath, die aan Juda behoorde, afstaan; een plundering van Jeruzalem kon hij slechts afkoopen door een hooge schatting. Later werd hij door hofbeambten vermoord. 2 Kon. 11 v., 2 Kron. 23 v.

2) koning van Israël (798—783 v. Chr.), zoon en opvolger van Joahas. Aanvankelijk moest hij zich nog schikken onder de macht van Hazaël, die gesteund werd door Pygmalion van Tyrus (zie FENICIË en Amos 1,9 waar misschien „Aram” te lezen is in pl. v. „Edom”). Maar in dezen tijd werd Damaskus van ’t N. uit aangevallen door Zakir van Hamath en door Assyrië (zie JOAHAS). Zoodoende kon Israël zich geheel herstellen van den zwaren druk; J. versloeg de Arameërs driemaal en heroverde verscheidene steden; welvaart en bloei keerden weer. Amazia van Juda, die pas Edom had overwonnen, onderschatte Israëls kracht, deed ’t den oorlog aan, maar werd geheel overwonnen. 2 Kon. 13 v.

< >